Lezen

Chronische zandkastelen

Ik ben zestien wanneer ik het strand oploop. Ik bouw een zandkasteel waarbinnen het leven het mijne zal zijn. Want in overmate word ik continu teleurgesteld. En in eenzaamheid vind ik geen zelfrespect. In de duinen voel ik een frequentie dat elke cel van mijn bestaan ontspant. Haar ziel heeft een schoonheid dat haar lichaam niet dragen kan. Ik ben zeventien wanneer ik haar meeneem. Naar het kasteel van zand waarbinnen het leven het onze zal zijn. Het is de leeftijd waarop we met zekerheid niet meer veranderen zullen. Dus wij zingen en dansen tot wij onze persoonlijkheden onthullen. Tot wij de enige die ooit zagen zijn. Ik ben achttien wanneer ik er geshockeerd achter kom, dat niets minder waar blijkt. Dat mijn zandkasteel niet zo standvast is als een huis aan de zee. Want voor mij is het telkens binnenkomen, maar haar lichaam laat haar nooit buiten meer. Ik ben negentien wanneer zij me vraagt of ik in het lot geloof. Ik antwoord dat iedereen de les die hij uit een ervaring trekt als het lot aanschouwd. Zij zegt dat het lot ligt in de les die ze moeten leren. Ik zal twintig zijn wanneer ik mijn ogen sluit en weet dat ik nooit nog iemand anders nodig heb. In het zandkasteel waar we slapen, wanneer de duinen muziek maken. In ons leven waar ik me schuldig voel over een lichamelijkheid dat niet te vatten valt. Wat zijn wij met deze schoonheid als mijn taal dit niet uitdrukken zal? Ik zal eenentwintig zijn wanneer ik me niet eenzaam meer voel. Ik zal tweeëntwintig zijn wanneer zij mijn zandkasteel verlaat. 

Tess12
10 0