Lezen

Sittard

Al kwam ik er nooit, toch ken ik de naam van deze stad door een inwoner die ze intens lief had. Lang geleden vroeg ik mijn moeder: “Waarom hou jij zo van die man?”“Als ik naar hem luister voel ik mij vederlicht worden”, zei ze glimlachend. Dat kon ik beamen want ik herinner mij dat ik van school kwam en zag hoe ma de ramen lapte terwijl ze schokte van het lachen. Toen ik binnenkwam, ontdekte ik dat ze een lp had opgezet uit haar uitgebreide collectie van Toon. Ja, die Toon, ook Vlaanderen droeg hem op handen. Zijn ellenlange conferences boeiden van het begin tot het einde.“Als ik zijn dichtbundel openklap of zijn liedjes luister, gaat de zon weer schijnen”, is een veel gehoorde commentaar.Waar de man in uitblonk was wellicht zijn eenvoud. Weerom mijn  moeder, als een van zijn diehard fans, zei me: “Die gast (Vlaams voor gozer) waar jij een plaat van hebt, die Sonneveld, hoor en zie ik niet zo graag, hij is mij te bekakt en doet soms zo ingewikkeld.”Logisch dat wij als studenten soms Zij kon het lonken niet laten of Nikkelen Nelis verkozen boven de Leg neer die bal van Toon. De lichtheid in het werk van deze meestercabaretier komt vooral aan bod in zijn citaten die prijken op duizenden overlijdensberichten. Hoe dikwijls hoor ik zeggen dat ze het leed verzachten.     Mooi dat er in zijn stad naast een standbeeld ook een theater staat dat zijn naam draagt. Net als voor de optredens van Toon Hermans zijn er de voorstellingen voor jong en oud. Kinderen en volwassenen ontdekken er hun eigen drijfveren, vederlicht zoals die van de man die er in slaagde mijn moeder aan het zweven te brengen.

Vic de Bourg
31 1

De tweede dag

In de thuiskeukengastronomie is het geen onbekend gegeven. De overschot van de zondagse gekookte aardappelen gaan op maandag met een aardige klont bakboter in de pan. Met wat geluk is er op de tweede dag nog wat stoofvlees over van zondag. Een pot rode kool staat meestal in de voorraadkast en kijk, je hebt voortreffelijke maandagse kost.  Maar er is nog een gastronomische tweede dag.  Om de een of andere reden werd ik al een tijdje geconfronteerd met friet biefstuk. Op tv, in magazines, noem maar op. Wat had ik zin om net als op tv met een welgemikte zwaai een biefstuk in de pan te gooien waarbij er wat boter uit de pan spat. Al kan je dat best niet doen als er iemand toekijkt, anders volgt er een ‘Moet dat?’ en op tv moet er nooit gekuist worden.  Maar je kent dat. Er is altijd iets te doen en net als een zwerm meeuwen aan de viskramen in Oostende hangt er altijd uitstel in de lucht. We moesten nog van het een naar het ander en daar kwam geen einde aan. Om zeven uur zag ik van de honger zo scheel als Jefke in café Het Kruiske die na 14 pinten naar de cafébazin achter de toog loenste als hij iets wou vertellen tegen Jos die tegenover hem zat.  Het werd een hopeloze zaak. Er kwam van friet biefstuk niets in huis. Het was negen uur toen we de auto thuis parkeerden. Ik reed van de scheelkijkende honger bijna tegen de carport. Nog snel een boterham met kaas en mosterd. De biefstuk bleef in de koelkast liggen.  Geloof me, die biefstuk met friet, champignons en sla met tomaat heeft nog nooit zo goed gesmaakt als op de tweede dag. Probeer het maar eens.  Morgen bedoel ik dan hè.

Rudi Lavreysen
29 1

Een eigen leven

Er heeft zich een nieuw fenomeen voorgedaan. Mijn fiets blijkt een eigen leven te hebben. Ik ben er niet gerust in. Een elektrische fiets heeft een motortje en wordt digitaal aangedreven, dus je weet nooit of ermee geknoeid is. Of ze me ergens in de gaten houden. Je hoort er zoveel van. Maar laat me eerst vertellen wat er gebeurd is. U moet weten dat ik op mijn fiets een allergelukkig mens ben. Dit vervoermiddel laat me toe om een eenvoudig vrijheidsgevoel te ervaren. Maar die gelukzaligheid stopte op een zaterdagochtend. Ik ging om verse boeken in de bibliotheek maar mijn fiets besloot om af te draaien op een plek waar ik helemaal niet moest zijn, meer bepaald bij de supermarkt. Zelfs zonder dat ik het door had.  Ik stapte doodgewoon van mijn fiets, parkeerde deze in de fietsenstalling en meende mijn boodschappentas uit de fietstas te halen, maar daar trof ik enkel boeken aan. "Wacht eens, ik moet hier niet zijn. Ik ging helemaal geen boodschappen doen." Nu kan u denken, dat overkomt de beste mens, maar het fenomeen heeft zich ondertussen meermaals voorgedaan. Op verschillende locaties. Een mens zou er zot van worden, als ik dat tenminste al niet ben. U begrijpt dat het fietsen me voortaan eerder verontrust dan gelukkig maakt. Ik weet immers niet meer waar ik naartoe fiets. God weet waar kom ik nog uit. Mijn vrouw zegt dat het eerder aan mezelf ligt. Verstrooid of teveel aan uwe kop is de echtelijke diagnose. Het zou kunnen, maar dan is fietsen toch een goed geneesmiddel. Afijn, als u me binnenkort ergens ziet afstappen en meteen terug opstappen, doe dan alsof er niets aan de hand is. Voor hetzelfde geld word ik gefilmd. En ik zou niet willen dat ik andere mensen in de problemen breng.

Rudi Lavreysen
20 1

Tjoepkesdag

“Hoelang mogen we hier parkeren meneer?”, vroeg de mevrouw uit een openstaand autoraam. “Een half uur”, zei ik. “Dat tjoepke op de grond registreert het tijdstip.” Ik vroeg me af of ze begreep wat ik met tjoepke bedoelde, maar ik wees tegelijk naar het ding. Het leek me Algemeen Beschaafd Dialect te zijn. In sommige streken gebruiken ze het woord ook voor een dopje van een fles. Daar valt tegenwoordig iets over te zeggen. Want het dopje of tjoepke zit sinds bijna een jaar vast aan een plastic fles. Wat heb ik daar al op gesakkerd. Mochten kinderen mijn gevloek hebben gehoord, ik kreeg het schaamrood op mijn wangen. Oké, ik begrijp de filosofie en ik ben fan van de Europese Unie. We willen allemaal het zwerfafval verminderen, maar afvalkenners betwisten tegelijk het nut van deze maatregel.Ook bij het koken is het prul. Ik stond aan het fornuis, de bloemkool was gekookt en de bechamelsaus was de volgende stap. De bloem had haar werk gedaan, tijd om er melk aan toe te voegen. Maar de melkfles was bijna leeg, daarom moest ik snel een andere fles nemen. Bij het ingieten morste ik behoorlijk omdat het dopje met dan onding in de weg zat, waarna het fornuis afsprong en mijn gevloek tot buiten te horen was.Ik ben vast niet alleen als tegenstander. Daarom lanceer ik een oproep. Op 3 juli is het exact een jaar geleden dat de maatregel werd ingevoerd. Laat ons die dag uitroepen tot tjoepkesdag. Ik zit nog maar aan het begin van mijn brainstorm en ben op zoek naar een duidelijke slogan. Ik ben nog niet verder dan ‘Het nieuwe tjoepke is een soepke’, maar er zijn ongetwijfeld betere te vinden.Hebt u een idee? Laat het me zeker weten. Bij alle tjoepkes nog aan toe.

Rudi Lavreysen
28 2
Tip

MAN MET LANYARD

Terwijl ik me weer eens zat te verliezen in een reflectieve zelfkastijding, stapte er ter hoogte van Stadshagen een man op. Hij droeg een lanyard rond zijn nek, met zo’n typische naambadge waarop naam en functie prijkten. Ik kon geen van beide lezen — hij stond net iets te ver — maar als ik mijn ogen toekneep, meende ik ‘Simon’ te lezen. Ik was niet de enige die naar hem keek; ook mijn reisgenoten leken ontvankelijk voor zijn onverklaarbare aantrekkingskracht, al had hij niets bijzonders. In zijn zwarte jeans en lichtblauwe polo, met daarover een bruin jasje dat leek te horen bij het seizoen dat nooit helemaal begint, had hij iets nonchalants. Zijn donkerblonde haar, kort en al iets dunner boven de slapen, verried een tijd die sneller liep dan zijn leeftijd — ik schatte hem amper dertig. De rechthoekige bril op zijn neus gaf zijn gezicht een haast bedachtzame strengheid. Zijn blik was gefixeerd op zijn telefoon. Hij had niet door dat er naar hem werd gestaard. Er leek een gemak van hem uit te gaan — haast benijdenswaardig, alsof het leven zich naar hém schikte. Het was die idiote lanyard. Het maakte hem belangrijk. Maar wat betekent dat eigenlijk, belangrijk zijn? En is het belangrijk om belangrijk te zijn? Iedereen is voortdurend op zoek naar betekenis. En belangrijk zijn betekent dat je iets betekent. Hoewel niemand met zekerheid wist wat deze man had gepresteerd om die badge rond zijn nek te verdienen, snakte al deze mensen op dat moment naar die lanyard rond hun nek, ze verlangden er allemaal naar om iets te betekenen. De man droeg een letterlijke, ofschoon oppervlakkige, representatie van dat woord ‘betekenis’. Maar misschien had hij daarvoor helemaal niets moeten doen. Hij kon een toevallige bezoeker zijn geweest van een beurs, of een vrijwilliger op een of ander evenement. Wie weet vond de man het gewoon een mooi ding om aan te doen, er bestaan gekkere vestimentaire keuzes, alleen al op deze metro. En toegegeven, het donkerblauwe lint en de zwart-met-witte badge staken mooi af tegen zijn lichtblauwe shirt. De glazen van zijn bril waren ook, voor zover ik vanop een afstand kon inschatten, exact even groot als de badge. Misschien was deze badge een herinnering aan een speciale dag. Hij had haar voor het eerst gezien op een conferentie en ze hadden naast een passie voor hun werk ook een passie voor elkaar gevoeld. Zij stelde voor om ertussenuit te knijpen. Hij kende een kroeg met een pooltafel, vlakbij. Ze dronken iets, hij dolf tot driemaal toe het onderspit bij het poolen en toen nam zij hem mee naar haar appartement. Dat was precies drie jaar geleden, vandaag. Hij had zijn lanyard als verrassing aangetrokken en was nu op weg naar de kroeg, terwijl hij haar een bericht stuurde. De metro stopte aan T-Centralen, het drukste knooppunt van Stockholm. Hier moest ik overstappen op de rode lijn naar Fruängen. Bij het afstappen passeerde ik de man even, en het leek alsof zijn aura me iets toefluisterde.  Nee, het zat anders. Hij kwam niet van een beurs, en een romanticus — nee, dat was hij ook niet. Hij had deze lanyard gevonden op een evenement waar enkel belangrijkheid toegang verschafte. Terwijl hij de champagneglazen afruimde, had hij er eentje zien liggen. Ik vond hem al geen Simon om eerlijk te zijn, maar hij droeg zijn badge met trots. Ik heb spijt dat ik de weinige lanyards die ik ooit mocht ontvangen, heb weggegooid.

Lennart Vanstaen
95 6

De lorejas

Het gaat hard, met die elektrische fietsen. Zeker op plaatsen waar het druk is en er geen duidelijke fietspaden zijn. Maar ook daar gelden de simpele regels van rechts fietsen en hoffelijk zijn. Om een of andere reden fietste ik in een klein centrumstraatje iets meer naar links dan ik zou mogen. Uit de tegenovergestelde richting kwam een andere elektrische fietser en die reed wel correct. Omdat ik niet goed wist wat hij ging doen begon ik te twijfelen. En dan is het kalf verdronken met een elektrische fiets. Hij passeerde me rechts maar was niet tevreden over mijn rijkunsten. Toen ik 50 meter verder was hoorde ik hem iets roepen. Ik begreep het als ‘dwalm’, maar echt duidelijk was het niet. Voor hetzelfde geld dacht hij aan een ‘zalm’ of aan de Palm die hij meende te drinken, want hij passeerde net een café. Al lijkt me dat twijfelachtig. Het zal wel ‘dwalm’ geweest zijn. Zo schelden op klaarlichte dag. Thuis dacht ik aan het thema van de Nederlandse Boekenweek: ‘Je moerstaal’. De taal waarin je spreekt, schrijft, zingt, dicht, vloekt, juicht en liefhebt. Of scheldt. In mijn jonge jaren waren scheldwoorden toch iets anders. Poëzie zelfs. Woorden met een geschiedenis. Zoals ‘schobbejak’. Dat zei men tegen een valsspeler tijdens het kaartspel aan de keukentafel. Maar het woord gaat ver terug, want een ‘schubjack’ was lang geleden een 'wrijfpaal voor vee in boomarme weidegebieden'. Later was het ‘iemand die iedereen in de weg loopt’. Nog mooier vond ik ‘lorejas’. Het heeft allerlei betekenissen maar ik onthoud vooral die van ‘deugniet’. Ik kreeg het zelf ooit te horen, als ik weer iets had mispeuterd. ‘Waar zit de lorejas?’, hoorde ik dan van ver, want ik had me natuurlijk verstopt. Het had iets. Verzachtend schelden was het. 

Rudi Lavreysen
19 1

Een bevroren moment

Bij het binnenkomen zocht ik meteen een van de twee tafeltjes die dicht bij een stopcontact staan, en de barman begeleidde me er alvast naartoe: hij herkende me. Het is een Britse keten, dus ik ben niets met het beetje Zweeds dat ik ondertussen spreek. Ik ga in een hoekje zitten, links tegen een muur die het zicht op de rest van de bar blokkeert. Zo heb ik het graag: verdwijnen in de massa. Ik kijk uit op een straat die ik noch druk noch rustig zou noemen. Aan de overkant is een antiekwinkel, een zaak die gespecialiseerd is in baljurken, en een soort superette. Het café zelf is voor de helft gevuld, veelal door duo’s.   Naast mij zit een koppel dat net Amerikaanse pancakes heeft besteld en zichtbaar verheugd is met hun keuze wanneer de serveerster de bestelling komt brengen. Tegenover mij zitten twee vrouwen die een conversatie hebben. Ze zitten wat voorover geleund, alsof ze dichter bij elkaar willen zijn.   Ik luister naar het verschrikkelijk droevige So Long, Lonesome van de Amerikaanse band Explosions in the Sky, en word overvallen door het gevoel dat ik “inhaalverdriet” heb gedoopt. Het is in feite omgekeerde heimwee: het is de zachte pijn die je voelt wanneer je bijna ergens moet vertrekken en je je inbeeldt wat je allemaal zult missen wanneer je weer thuis bent.   Het komt heel plots op, een beetje zoals het moment waarop je ineens beseft dat je je sleutels ergens hebt laten liggen. Je lichaam plooit even dubbel, inhaleert alle ruimte en tijd tegelijkertijd. Je ervaart in één ogenblik het verglijden van de tijd samen met de prikkeling voor wat komen zal, terwijl je – erg bewust van jezelf – vastgenageld bent aan de stoel in het onversneden heden.   Het is een moment waarop je spreekwoordelijk alles moet laten vallen. Het enige dat je kan doen, is je laten meesleuren in de nostalgie. Het eerste beeld dat meestal in me opkomt, is het zicht vanuit een trein terwijl die met hoge snelheid bossen, weilanden en een kerk of boerderij voorbijraast. Op zich niet zo vreemd – het is wat dit moment met je doet. Tijd passeert. Jij passeert tijd. Afstand en tijd vallen samen. Dingen gaan voorbij, momenten zijn vluchtig en keren nooit meer exact op dezelfde manier terug. Vluchten in het verleden laat je altijd bedrogen achter. De enige vlucht is voorwaarts, naar het onbekende.   En dat betekent dat je alles wat gedaan is, wat je hebt gezien, beleefd en gevoeld, moet loslaten. Die gebeurtenissen, die dagen van vreugde en verdriet, hebben hun betekenis gehad:   de nieuwe gewoonte om als ontbijt knäckebröd te eten, de ochtendlijke haast op de overvolle bussen, de ratten die je ’s avonds vanuit je slaapkamerraam door het afval op straat kon zien kruipen, de boottocht die je nam naar een museum over een boot, je dochter die steeds op je schouders wilde zitten tijdens het laatste steile stuk naar de internationale school, je zoon die je telkens bij de hand nam en in al zijn enthousiasme meetrok naar het schema van de metro, de avond toen je vrouw zei dat Midnight in the Garden of Good and Evil écht iets voor jou was en ze na tien minuten op je borst in slaap viel, de stille sneeuwwandeling die je in je eentje maakte op het eiland.   Alles is gegaan zoals het is gegaan.   Terwijl ik al deze herinneringen oprakel, blijft me vooral het beeld bij van de witte stilte op het eiland: de kale bomen en struiken, de afwezigheid van alle leven, het meer dat er bevroren bij ligt en de ontelbare lichtjes aan de overkant van het meer. Kon ik de tijd maar bevriezen, zoals dit moment een eeuwigheid in een seconde was – en hoe de ontelbare lichtjes voor alle mooie momenten staan die ik hier heb beleefd.

Lennart Vanstaen
18 2

Ode aan het washandje

Washandjes...onmisbare stoffen wasdoekjes die je meeneemt op kamp. Donker gekleurde voor de onderkant en licht gekleurde voor het gezicht en bovenlichaam. 't Zijn redders op uitstap wanneer de zon genadeloos haar felle hittestralen op je afvuurt. Of wanneer de zoon voor de zoveelste keer de slaap niet kan vatten omdat zijn lichaam geen verkoeling vindt. 't Zijn afdrogers voor je vingers zodat je niet met natte handen je telefoonscherm moet aanraken wanneer je in bad zit en insoppers van heerlijk schuimende zeep die je mousserend over je lichaam uitwrijft. Maar het zijn ook koortsremmers wanneer ze lauw vochtig op een voorhoofd worden gelegd en beschermers van glazen flesjes op reis. Ze zijn m.a.w. zo eenvoudig dat ze werkelijk voor alles kunnen dienen. Van badpoppen die schuimetend hun reis doorstaan in golvend water tot puistenverwijderaars wanneer ze worden ingesmeerd met groene lotion. Van hondenbrokverstoppers tot knikkerzakjes en van zonnebrildragers tot geldpouches. Steeds dankbaar om het gebruik ervan en toch gooien we ze nadien afgedankt weg in de overvolle wasmand. Wasmanden vol puberzweet, gedragen kousen van een week oud en gebruikt ondergoed. Als ze geluk hebben worden ze na enkele dagen bevrijd van die gistende, bacteriegroeiende plek om dan vervolgens zot gedraaid te worden in een grote trommel vol water en vloeibare chemicaliën. Ik hoop ergens dat ze bewusteloos geraken tijdens hun wasreis, met geheugenverlies tot gevolg. Zo kunnen ze alle traumatiserende beelden die ze hebben gezien, voorgoed vergeten. En dan hoop ik dat vooral voor die donker gekleurde washandjes...  

JokeG
1 1

Moe

Als ik ooit zei dat ik moe was, wist ik niet wat ik zei. Misschien had ik vaak, of nood aan een dutje, desnoods was ik vermoeid door fysieke inspanningen. Vaak genoeg ga ik ’s avonds zonder enig gevoel van moeheid slapen, omdat dat nu eenmaal de conventie is. Dan ga ik liggen in een daartoe voorzien meubel, trek ik een deken over me heen en sluit ik krampachtig mijn ogen, in de hoop ’s morgens wakker te worden en zodus te hebben geslapen. Maar wanneer ik de volgende morgen wakker word, voel ik doorgaans het tegenovergestelde: ik open mijn ogen, met enige moeite, sta weer op uit het meubel, was me en steek voedsel in mijn mond, hoewel ik op dat moment niet de nood voel om op te staan, noch te eten. Vandaag ben ik dus vreselijk moe. Alle keren ervoor leken wel schimmen van deze moeheid, die de enige echte moet zijn. Alsof deze moeheid zich laat aankondigen en af en toe verkenners op pad stuurt. Alsof zij, na jaren bij iedereen eens op bezoek te zijn geweest, bij mij heeft aangeklopt en ik haar op een onbewaakt moment, toen ik bijvoorbeeld de krant uit de brievenbus wilde nemen, heb binnengelaten. Sinds die dag woont zij hier als een ongenode gast. Zij laat zich niet zien, maar doet wat zij wil. Zij ruimt niets op, laat de afwas staan, verzaakt ook maar iets productiefs te doen. Net als ik overigens, want ze heeft zich van mij meester gemaakt, ze heeft me ingekapseld als een soort onzichtbare mal, zodat ik mijn ledematen amper kan bewegen. Wanneer ik er dan toch in slaag me voort te bewegen, reageert mijn lichaam magnetisch op elk mogelijk meubel waarin je kan zitten of liggen, zoals zetels, stoelen, banken, krukjes en poefen. Hoewel ik een poging doe, is het een moeheid die zich niet in woorden laat uitdrukken. Zelfs mijn gedachten worden door haar gecontroleerd, in die zin dat ik moe word bij de gedachte om ook maar iets te doen, zoals een hap eten of naar het toilet gaan. Deze handelingen, samen met alle andere mogelijke handelingen die niet zitten of liggen of slapen zijn, lijken enkel te bestaan in een andere wereld, een wereld waarin de wakkeren vertoeven, diegenen die niet getroffen zijn door deze alles verterende moeheid. Wanneer dus zulke gedachten in mij opkomen, is dat een soort moeheid in een moeheid, een metamoeheid, want terwijl ik deze dingen denk, lig ik geveld in de zetel. Toch moet ik opstaan en mijn kinderen gaan ophalen van school. Ik probeer de plaid van me af te trekken door hem tussen mijn tenen te klemmen en met mijn voeten naar beneden te trekken, de rest van mijn lichaam is nog verlamd. Ik geeuw alsof ik de hele kamer wil opslokken. Waarom zouden we geeuwen? Dat is nog altijd niet terdege onderzocht, meen ik. Ik bemerk bij mezelf dat ik het doe om de moeheid die me in haar greep houdt er tevergeefs uit te duwen. Ik slof naar de badkamer. Ik kam mijn haar en ook daar is de moeheid neergestreken, als een hardnekkige lak. Verleidelijk kijk ik naar de douche, maar daar heb ik de tijd niet meer voor. Dan maar koud water in het gezicht. Daar schrikt ze van, maar ze klauwt zich onmiddellijk terug in mijn gelaat. In de keuken overweeg ik koffie, maar het zetten ervan lijkt te veel moeite. Ik heb nog net genoeg energie om een plak zalm op een stuk toast te leggen. Er is nog een halve avocado over, die ik er ook bij leg, samen met enkele dikke druppels hoisinsaus. Na enkele happen voel ik me beter, de moeheid lijkt weg te trekken. De energie die ik krijg van deze eerste hap doet me er nog eentje maken, en wanneer ik ook deze binnen heb, lijkt ze helemaal verdwenen. In een halve minuut ruim ik de tafel af, drink ik nog een glas water, poets snel mijn tanden, schiet mijn jas aan en neem mijn rugzak, waarin ik nog een na-schoolkoek en een boek-voor-het-wachten steek. Op weg naar de bus vraag ik me af of men moeheid kan bestrijden met umami.

Lennart Vanstaen
3 2

Droge worst

Het is nog maar februari, maar er dient zich al een streepje voorjaarszon aan. De gezelligheidszoekers komen uit hun winterslaap. Op de vroege terrasjes is het knokken voor een plaats. We hebben geluk op het terras met de Parijse terrastafels. “Dat hadden we vroeger niet”, zeg ik tegen mijn tafelgenoot. “In mijn herinnering was het in februari nog ijskoud. Met carnaval op school moest je een dikke jas onder je kostuum aantrekken.” Maar vroeger maken ze niet meer. Het is een kwestie van mee te schuiven met de zon. Het lijkt wel een stoelendans. Nog zoiets. Nadat de zon plaats heeft geruimd voor een kille en vroege avond en we onze jassen hebben aangetrokken, gaat er wat volk huiswaarts. Ook iemand die ik nog ken uit mijn lagereschooltijd. Haar naam is me na al die jaren ontsnapt. Ze loopt arm in arm met haar man. “Ik neem een droge worst mee naar huis”, zegt ze. Mijn tafelgenoot en ik weten niet onmiddellijk waar kijken. Tot we het pakje zien dat ze in haar hand heeft. Een root-wit geruit en van de slager gekend patroon. “Nu hebben ze al vaak iets tegen mij gezegd”, lach ik. “Maar een droge worst ben ik nog niet genoemd.” Dan laat ze het rood-wit geruit pakketje zien. “Nee, nee”, lacht ze. “Hij niet. Dit is echt droge worst, vanuit het café, voor seffens.” Het is lachen en dat doet goed in die kille februarilucht. Maar het is geen slecht idee voor bij de tv. De droge worst op een snijplankje en het aardappelmesje erbij. Thuis hadden we een patattenmesje dat vader zo vaak had geslepen dat het lemmet bijna afgesleten was. Het is wellicht een metafoor voor al die verdwenen jaren. Maar ik ga het laten liggen. Maar die mesjes, zouden ze die nog maken?

Rudi Lavreysen
14 1
Tip

De schrik van de schrijver

Mensen die mij graag lezen, vragen zich weleens af of alles wat ik schrijf autobiografisch is.  Sta me toe dat ik heel even filosofisch word. De kwaliteit van je leven hangt af van de kwaliteit van je gedachten. Die hoeven heus niet altijd even verheven of hoogstaand te zijn, maar hoe positiever je denkt over jezelf, hoe leuker de wereld om je heen lijkt en hoe fijner je ervaringen worden. Misschien bepalen je eigen gedachten wel welke wereld je aantreft. Misschien is de wereld die je elke dag waarneemt gewoon de echo van hoe je denkt.  Tot zover de theorie. Het leven is zo afwisselend en onvoorspelbaar dat het fantastisch fijn en even later onrechtvaardig en keihard kan zijn. Dat is het hele aardappelen eten. Soms kan je van het ene moment op het andere in de puree raken en dan prakt de praktijk heel de theorie door mekaar. Wel, het leven van de schrijver is ook niet altijd een lolletje. De lezer hoeft daar niet per se van op de hoogte te zijn. De fan tast in het duister, maar de fantast in het duister ben ik. Ik overdrijf. Ik verdrijf doorgaans donkere gedachten. Doorgaans mag je letterlijk nemen. Een mens moet doorgaan. Altijd. Het kan heel bevredigend zijn om rechttoe rechtaan te schrijven over jezelf en over je leven. Dat doe ik dan ook heel frequent en met heel veel plezier. Als schrijver heb je nochtans de keuze. Of je schrijft over je leven zoals het is, of je vermijdt en leukt de boel wat op, of je wentelt jezelf in de negativiteit en maakt alles nog wat erger dan het in werkelijkheid is, of je vlucht in de fantasie. Dat zijn op z’n minst vier keuzes. Zoals een schilder over een palet beschikt om zijn verf te mengen, kan je als schrijver met enkele pennenstreken je eigen wereld creëren door bijvoorbeeld naar hartenlust te mengen met die vier keuzemogelijkheden. Ik zeg maar wat.  Dat vluchten in je fantasie doe je best niet overhaast of halsoverkop. Je verzint eer je begint. Niet panikerend, niet in het wild weglopend, maar stappend, anders ‘loop’ je het risico dat hetgeen je bedenkt van een bedenkelijk niveau is. Beredeneerd vluchten, dat is het. Er is immers geen dreiging. Je zit aan je schrijftafel en je ontsnapt terwijl je ontspant. Dat kan mentaal of met taal. Ik kan mezelf immers zo in taal verliezen dat het mentale als vanzelf op de achtergrond verzeild raakt. Ik ben een player. Niet met gevoelens, maar met taal. Schrijven is spelen. Met gedachten, met woorden ... Soms zo intens dat je min of meer in extase bent. Schrijven is vrijheid. Jezelf verliezen, spelen en vliegen, terwijl je schijnbaar saai op een stoel zit. Schrijven is dubbel, want terwijl je innerlijk volop leeft en beleeft, lijkt de wereld rondom je aan je voorbij te gaan en kan het aanvoelen alsof je iets mist, als je uit de trance van het schrijven komt en je merkt dat alles en iedereen een heel kleine beetje geëvolueerd is. Alsof het ware leven aan je voorbijgaat. Dat maakt me angstig. En de keuze tussen schrijven en niet schrijven enorm moeilijk. Passie voor het schrijven en passie voor het leven ... Ook al ben ik een man van uitersten, ik bewandel de gulden middenweg. En tussendoor beschrijf ik ‘m.         

Danny Vandenberk
105 6

かなまら祭り

Valt er nog wat te lachen? Het weer was heerlijk en ja, ik heb er van genoten. Maar dé opwarming in vraag stellen, dat is me ondertussen toch een paar bruggen te ver. Net zoals het lijden van, in willekeurige volgorde, Congolezen, Palestijnen, oorlogskinderen, oudjes wiens kleinkinderen sneuvelen aan een front, vrouwen die moeten vrezen voor aanranding als perfide oorlogswapen. Er is galgenhumor als schild, cynisme, après nous le déluge, maar het lukt me niet meer. De personages Lodewijk en Billy Budd, Madame Nybros en Nameloos, de naamloze marmot, Anna-Maria Gauguin, die in een novelletje, dat nooit gepubliceeerd is, de zeven wereldzeeën overvoeren, en fabelachtige avonturen beleefden, zijn al een decennium stom. Lachen met Kierkegaard zit er niet meer in. Kapitein Jolly Roger heeft ondertussen ook de pijp aan Maarten gegeven, en zal nooit meer in zijn blote flikker de wal van de oudste stad van Europa onveilig maken. Toch even een poging. In Game of Thrones laat George R. R. Martin de piraat Salladhor Saan zeggen dat hij over heel de wereld geweest is, en overal vereren ze een andere ware god, maar volgens hem is er maar één ware god en die bevindt zich tussen de benen van een vrouw. Het getuigt misschien van een zekere mysoginie, of reductionisme, maar ik neig ermee akkoord te gaan. Als hetero man weliswaar. De aantrekkingskracht van een orgasme in een vrouw die je begeert, is één van de krachtigste bronnen van energie denkbaar voor sommige mannen. Lust is een drug die het een mens wellicht moeilijker maakt dan makkelijk. Maar de gloed van het romantische begin die leidt naar die explosie, het spel van verleiding, de eerste zoen, monden die versmelten, vreemde geuren en smaken, vlees en bloed in volle levenslust, dan zijn we even terug lichaam en geen brein meer. Ik herinner me de competitie nog als puber: hoe tongzoen je? 'Zie dat je geen mixer bent.' De angst om een stinkende adem te hebben, het knauwen van kauwgom en muntjes om 'in de smaak te vallen'. Onze hygiëne en tandartsen hebben er in ieder geval voor gezorgd dat onze intimiteit een pak meer verbeelding aankan. In schril contrast moet ik dan denken aan koningen en koninginnen die er ooit prat op gingen dat ze in hun leven nooit in bad waren geweest. Maar die ware god dus, wat zou die dan zijn voor homofiele mannen? Want zonder religieus te willen zijn, hun zaad belandt wel degelijk op steriele grond. Verliefdheid hoeft dus niet te leiden tot nageslacht. De orgasmes creëren een band. Net zoals bij heterokoppels, en dan op een gegeven moment is de gloed weg, en blijft er in het beste geval respect, waardering, vriendschap, loyaliteit, het L-woord. Een band, een verband, een verbond, een pact. Maar wat is de ware god voor een vrouw dan? Daar waar wij als hetero mannen, maar even goed lesbiennes, naar snakken, wat is het equivalent ervan voor een heterovrouw of een lesbienne? Ook de lust, het orgasme, de verbinding, de versmelting? Het sperma, de penis, de andere vagina, of de vrucht, het kind dat uit de eigen baarmoeder komt, uit het eigen lichaam, geen kloon, maar een zygote, de versmelting van zaad- en eicel? En dan dat vrouwenlichaam dat zoogdier wordt, de gezwollen borsten die miraculeus melk kunnen geven, nectar en ambrozijn van de goden, manna uit de hemel voor het nieuwe leven. De ware god ... de vrouwen, en wat zich tussen hun benen bevindt. Wie kent nog de prehistorische vruchtbaarheidsbeeldjes met buitenproportionele billen en borsten? Kunstenares Niki de Saint Phalle maakte er een persiflage van door de hoofden minuscuul te maken, als kritiek, omdat vrouwen gereduceerd worden tot louter lustobject, en wie ze zijn, wat ze voelen, wat ze denken, tot welke wereldschokkende daden, uitvindingen, theorieën en creaties ze in staat zijn, dat telt niet mee. Nog steeds geen humor. Over een andere boeg dan, even. De Franse homofiele schrijver Edouard Louis, die wonderwel aan zijn arme arbeidermilieu is kunnen ontkomen, schrijft dat hij, eenmaal 'gearriveerd', op een avond bij een rijke bankier thuis gewaarschuwd werd om niet te morsen met de wijn op het tapijt. Het was namelijk van ijsbeer ... U leest het goed, een pels van ijsbeer als decoratie. Ik kan het slechts op één manier ethisch verantwoorden, en dat is als de ijsbeer van ouderdom gestorven zou zijn, en dan nog. Misschien was hij verdronken door het smelten van de ijskappen, en lag hij opgeblazen te drijven in de Noordelijke IJszee. Ook dat is een semi-natuurlijke dood, ze hebben hem alvast niet moeten schieten. Mijn Zilte Ballades hadden een gigantisch rubber eendje als onderwerp, mijn gedichten de karkassen van vogels in hun nesten op het eiland Midway. Hun vlees en spieren vergaan, maar hun geraamte en pluimen nog niet, net als het plastic in hun ingewanden. Ik troost me met een über-absurdisme à la Camus. Ik ben te nietig om de anarcho-kapitalisten een halt toe te roepen, ik ben zelf erfgenaam van het hedonistische individualisme dat voortvloeide uit de trente glorieuses. Maar het einde van de wereld, dat spektakel wil ik voor geen geld van de wereld missen. Die miljarden menselijke piemels en vagina's die krijg je nog niet zo snel kapot. Je zult zien, zelfs die albino's zullen plots een evolutionair voordeel hebben, als een nucleair armageddon het licht heeft uitgedaan. Een conclusie? Ik weet niet of het uit de shinto-traditie komt maar Japanners zouden, zoals het kort bloesemen van hun sakura's, iets met tijdelijkheid en verval hebben. De vergankelijkheid als antithese van de eeuwigheid. En zo eindigen we dan niet alleen zonder humor maar ook met onzekerheid, als de kat van Schrödinger, want na ons leven komt de absolute duisternis, of de megalomanie van de onsterfelijkheid, en wie weet is die god dan even rancuneus als die tussen de benen van een vrouw, en volgt het negatieve laatste oordeel: geen rijstpap met gouden lepels, geen veertig maagden van wie het maagdenvlies telkens terug aangroeit (wat is daarvoor het vrouwelijke equivalent?), geen vagevuur, maar de hel, de worm en Lucifer. Lang leve het Oosten, lang leve de Japanners, lang leve hun IJzeren fallus-festival of Kanamara Matsuri, een shinto-vruchtbaarheidsfeest dat eindelijk eens de penis aanbidt, dat miskend mormel dat er tegenwoordig op zijn slapst uitziet als een naakte molrat, en zelden op zijn krachtigst vijfentwintig centimeter lang is. Banzai! Red Hot Chili Peppers - Catholic School Girls Rule

Kameraad 60
39 1

Het Begin van Ons Verhaal-I-

Op die eerste dag waarop we elkaar zouden ontmoeten, had ik door de opwinding de hele nacht niet kunnen slapen. Misschien sloten mijn ogen een paar keer, want in de vroege ochtend stond ik al op voordat het alarm, dat ik op een eerder tijdstip had ingesteld, afging. Er waren nog uren te gaan tot onze ontmoeting en de tijd leek zo traag te verstrijken dat seconden als minuten en minuten als uren voelden. Normaal gesproken spelen de wijzers van de klok een speelse achtervolging, maar die dag bewogen ze alsof ze alle energie hadden verloren, zo langzaam en aarzelend. Die ochtend kan ik me niet herinneren hoeveel kopjes koffie ik gedronken heb; het enige wat ik me nog herinner is dat ik geen eetlust had. Ik at niets en had nergens zin in, behalve jou te zien. Na dagenlang achter een scherm gezeten te hebben en eindeloze uren in lange berichten geschreven te hebben, zouden we elkaar voor het eerst niet slechts tegenkomen via levenloze foto's, maar oog in oog beleven. Onze stemmen zouden de geluiden van het toetsenbord vervangen. De opwinding die ik daardoor ervoer, is bijna onuitsprekelijk. Die eerste ontmoeting, die eerste blik, dat eerste ‘hallo’… Ondanks dat de tijd langzaam verstrijkte, straalde de zon buiten in al haar pracht. Tot die dag toe was het weer al een tijd tegengevallen – meestal bewolkt en regenachtig. Maar die dag leek het alsof de lente plotseling was gekomen. Alles voelde anders; ik kon zelfs het gezang van de vogels buiten horen, of misschien was het slechts het geluid van mijn eigen opwinding en gelukzaligheid. De energieke, opgewekte en ritmische muziek die op de achtergrond speelde – zorgvuldig gekozen om me voor te bereiden op de naderende ontmoeting – gaf me tegelijkertijd kracht om mezelf op te maken. Voor de spiegel, die als een stille getuige voor me stond, glimlachte ik naar mezelf en vond ik mezelf af en toe dansend, meegevoerd door het ritme van de muziek. Die dag besloot ik dat ik extra zorgvuldig moest zijn in mijn voorbereidingen. Normaal gesproken bereid ik me altijd met de grootste nauwgezetheid voor op een ontmoeting, maar deze keer leek dat niet genoeg. Misschien is het wel zo dat, hoewel ik nog de verkwikkende nasmaak van de douche op mijn huid voelde, mijn haren niet de gewenste elegantie vertoonden, waardoor ik gedwongen werd ze opnieuw te wassen. Alles moest – ten minste – de best mogelijke uitvoering van mijn kunnen zijn. Ik ben iemand die graag en nauwgezet prept, maar voor deze ontmoeting was ik zo opgewonden dat ik zelfs niet een dag van tevoren kon beslissen wat ik zou aantrekken. Ik koos mijn kleren zorgvuldig uit en, hoewel ze al gestreken en in de kast gehangen waren, streek ik ze opnieuw. Er mocht geen enkele kreuk te bekennen zijn. De dag begon prachtig en ik zou niets toestaan dat er een schaduw over dit moment viel – zelfs niet een kleine kreuk in mijn overhemd of broek. Op een gegeven moment viel mijn oog op de klok aan de muur – en wat bleek? De wijzers waren weer tot leven gekomen en begonnen elkaar in een speelse achtervolging na te jagen. Ik versnelde mijn tempo enigszins en rondde mijn laatste voorbereidingen af. Ik controleerde nogmaals mijn schoenen – een bijna obsessie die ik al sinds mijn jeugd koester: mijn schoenen moesten altijd brandschoon zijn; ik kon niet verdragen ook maar de kleinste vlek erop. Ik vermoed dat dit te maken heeft met een artikel dat ik als kind gelezen had, waarin werd gesteld dat je een man kunt aflezen aan de netheid van zijn schoenen – een observatie die ik bijzonder treffend en relevant vind. Ik deed mijn schoenen aan, trok mijn jas aan en wierp voor de laatste keer een blik in de gangspiegel om mezelf nog één keer te controleren. Nu was ik klaar om te vertrekken. Toen ik mijn huis verliet, werd ik meegesleept door het mooie weer en de invloed van die energieke liedjes, die ik als een zacht refrein op mijn lippen neuriede. Alsof ik danste, begon ik met dansende passen naar het treinstation dat niet ver van mijn huis lag. Ik voelde me fantastisch en mijn opwinding nam gestaag toe. Ik zal een treinreis van ongeveer vijfentwintig minuten maken en na een wandeling van ongeveer tien minuten zal ik de afgesproken ontmoetingsplek bereiken. Daar komt de trein!…

Schaduwpen
67 2