Lezen

De ziekte.

Kent u het ziektebeeld, dwangneurotisch kuisen. Het is een verschrikkelijke ziekte.Diegenen die er onder lijden vinden zichzelf SUPERnormaal, iedereen die hun ziektebeeld niet deelt vinden ze niet normaal; ze vinden die 'abnormaliteit' zo bedreigend dat ze vinden dat ze het absolute recht hebben met alle middelen die abnormaliteit te vernietigen. Manipulatie, bedrog, verraad niks is hen te min om die - in hun ogen - bedreigende levenswijze te doen stoppen.Een paar jaar geleden waren ze zelfs op TV te zien. Ze waren aan het jammeren over het lijfke dat Burgemeester Jansens droeg; ze zouden er zeker niet voor stemmen. Dat politiek gaat over ideeën niet over plastrons en lijfkes, dat konden ze niet vatten. Wie niet dwangneurotisch kuist kwam er niet in. Stelt u zich voor dat al die bacteriën hun geboende lijven zou attaqueren. Zuiverheid is hun hoogste goed. Zij zijn zuiver. Als ge dat maar weet. Het liefst zouden ze de abnormalen zo ver mogelijk van hen verwijderd zien. Er is een theorie die stelt dat astma veroorzaakt wordt door het dwangneurotisch kuisen. Kinderen die niet blootgesteld werden aan een aantal bacteriën bouwen geen weerstand op zodanig dat ze op volwassen leeftijd onderhevig zijn aan allergieën allerlei. En de dwangneurotische kuisers die kuisen voort. Ze zullen kuisen tot ze denken dat ze iedere bacterie hebben gedood waarbij ze niemand sparen: iedere vieze vuile bacterie moet weg. Een groot deel van de mens bestaat uit bacteriën. In onze darmen en plooien op onze mooi geboende lichaam zit het er vol van. Ze zijn zo klein dat er duizenden op een vingernagel te vinden zijn. Zonder bacterie geen mens. Het zou bijna grappig zijn als het niet zo tragisch was iedere keer dat de dwangneurotische kruisers met overvloedig veel zeep denken dat ze weer een veeg beestjes vernietigd hebben, hebben ze in werkelijkheid de soep van beestjes op hun lijf herverdeeld. Jaren geleden bestond er zoiets als de vapona-strip die bleek gemaakt te zijn met Ieperiet: het gifgas dat wereldwijd bekend staat als het eerste gebruikte GIFGAS uit de tweede wereld oorlog.Op dat moment dacht ik: wat een waanzin. De dwangneurotisch kuisers besproeien hun huizen met in sommige gevallen gevaarlijke chemische troep. Daarna hangen ze er een lap gifgas. DE ZOMER. Het was niet de zomer die op het caféterras kwam zitten, het was een man met de naam van een ander jaargetijde. Het baasje van een partij wiens politiek ik zo walgelijk vind dat ik zelfs zijn naam niet wil vermelden. Hij zette zich aan een tafeltje naast mij. Op 10 cm afstand ik kon hem niet alleen zien, ik kon hem ook ruiken. De meeste bezoekers van het café kenden hem niet want het waren zoals sommigen hen noemen vreemdelingen.De enigen die hem herkenden waren grappig genoeg twee Russische jongeren die stilletjes verontwaardigd aan een Antwerpse man hun beklag deden. De Antwerpse man zei dat iedereen in hun stad het recht had om ongestoord aan een cafétafel te ziften. Naast de man met de ijskoude naam zaten twee van zijn medestanders: duidelijk dwangneurotische kuisers. Foto VERF ED wild groen 2006 FOTO GALLERY https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/

verf ed: Contemporary ArtTIST
8 0

.flamenco

  Mijn eerste kennismaking met de buitenwereld vond plaats in de jaren '60, in een Vlaams huis. Tegenwoordig wordt het huis geregeerd door een nogal obscure groep, maar destijds ontdekte ik er de zware bluesmuziek uit het zwarte Amerika en ook muziek uit vele andere culturen, waaronder de flamenco. De flamenco: een melodie bouwt zich op en wanneer deze zijn hoogtepunt bereikt, net als het gevoel zijn volheid bereikt, stopt de melodie. Dit proces herhaalt zich steeds opnieuw. Ik werd er gek van. Het raakte mijn puberale gevoelens en bracht ze in beroering. In die uithoek van Vlaanderen werd ik gegrepen door de muziek uit het zuiden van Spanje. Later bleek de enige flamencokenner en -speler in Antwerpen te wonen. De stad waar boten en hun vele culturen aanmeerden in het centrum van de stad en hun verschillende culturen voor een paar dagen of weken uitspreidden. Het was een tocht vanuit mijn afgelegen dorp waar ik woonde naar de grote stad. Het was niet niks, maar mijn jeugdige hormonen dreven me ernaartoe. De zanger-schrijver-dichter woonde destijds in een rijtjeshuis in een zijstraat van de Gitschotellei. Oeroude Vlaamse instrumenten hingen aan de witte muren van zijn huis. Na een hartelijke ontvangst kreeg ik mijn eerste teleurstelling te verwerken. De enige speler in de buurt van deze hartstochtelijke melodieën vertelde me dat hij ze niet meer speelde. Een Spanjaard had hem erop gewezen dat hij de muziek veel te koel speelde. Hij stuurde me naar Leuven, waar een Vlaamse flamencospeler niet alleen de melodieën speelde, maar ook leefde. Op dat moment kon ik er niet veel mee, omdat ik de volgende dag verwacht werd in de fabriek waar ik destijds werkte, in dat kleine dorp. Een paar jaar later, toen ik de wijde wereld introk, werd de weg erdoor bepaald. Leuven werd vijf jaar lang mijn thuis. Later, toen de ratio in mijn leven groter werd, vroeg ik me vaak af waarom deze verre muziek mij zo had geraakt. Een antwoord zou kunnen zijn dat de strenge rooms-katholieke cultuur en de armoede in dat verre Andalusië, en dezelfde armoede en rooms-katholieke cultuur hier en daar aanwezig waren. Een van de verhalen over de oorsprong van de naam bracht meer duidelijkheid. Een Spaanse rooms-katholieke koning hoorde de zigeunermuziek en zei: "De passie die de muziek uitstraalt, vind ik terug bij mijn Vlaamse lijfwachten, mijn flamenco's." De zanger-schrijver-dichter die ik toen ontmoette schreef deze regels die al jaren in mijn geest rond dwalen en mijn leven verblijden: "ik wil deze nacht in de straten verdwalen, de klank van de stad maakt me zeer amoureus" Wannes van de Velde De dag van de begrafenis van wannes werd deze telst gepubliceerd in de krant DE MORGEN. foto gallery VERF ED  https://www.2dehands.be/q/verf+ed+/

verf ed: Contemporary ArtTIST
14 1

Dubbel verdriet

Het overkwam me gewoon. En daarna kwam het woord. Twee woorden waren het. Ik voelde ze tijdens 'Het laatste portret' opkomen, een tv-programma waarin een deskundige fotografe het laatste portret van iemand maakt en er meteen zijn of haar levensverhaal aan ophangt. Samen met vrienden en familie. Al is 'laatste' altijd een ietwat misleidend woord. Het laatste tot nu toe? En is het volgende dan weer het laatste? Of is dit de allerlaatste foto? Inderdaad. Voor deze mensen zou er geen meer volgen. Ze wisten het. Meteen vanaf het begin zat ik te draaien op mijn stoel. Zou ik wel kijken? Verdriet dat altijd nog ergens zat, zou vast en zeker terug naar boven komen. Als een soepballetje waarvan je dacht dat het niet meer in de soep zat. "Niet beginnen, hè pa", zei onze jongste vanop de bank. Maar toen zag ik het. Ook hij kreeg het moeilijk. Een blik naar elkaar was niet nodig. Wellicht voelden we hetzelfde, een terugblik naar hetzelfde moment van enkele jaren geleden. En toen kwam het. Omdat ik meteen zijn verdriet voelde, kwam het bij mij nog harder binnen. Ik had te maken met dubbel verdriet. Niemand zal het ooit wetenschappelijk kunnen verklaren, maar als je door de ogen van je kinderen hun verdriet ziet, komt het dubbel binnen. Je neemt het extra op, want je wil het bij hen wegnemen. Maar dat gaat niet. Ook bij verdriet is het ieder voor zich. C’est la vie. Net na de uitzending kwam mijn vrouw thuis. Ze zag het, maar zei niets. Het is een edele kunst. Het duurde een tijdje voor ik het onder woorden kon brengen. Maar nu weet ik het voor een volgende keer. Al moet het nu ook weer niet te vaak voorkomen, dat dubbel verdriet. Een enkele keer is genoeg.

Rudi Lavreysen
14 1

Nieuwe gordijnen

Na drie dagen dood in bed te liggen, besluit ik een paar berichten te beantwoorden. Intussen laat ik het bad vollopen met nieuw leven en controleer de temperatuur met mijn voeten. Iemand die weken geleden vroeg wanneer ik naar zijn nieuwe gordijnen kom kijken stuur ik dat ik onderweg ben. Ik slik alle soorten vitaminen die ik in de badkamer kan vinden, en van elke soort een stuk of vier omdat ze al lang over datum zijn, net zoals mijn gezicht en het gezicht dat er ooit was tussen mijn benen. Hij weet niet dat het een poging tot een comeback is dus na het bad steek ik mijn haar op tot het past met mijn hoerig rode lippenstift. Ik koop een fles champagne om mezelf te presenteren als fris en bruisend.  Als ik aan de overkant van zijn straat geparkeerd sta, zie ik door het donker in de straat alleen zijn raam met licht dat enkel van langs binnen zijn gordijnen zal tonen. In mijn achteruitkijkspiegel lijk ik wel een pas uit de kast gekomen travestiet. Hij zal zien dat het me moeite gekost heeft en ik hoop dat hem dat zal afschrikken om té persoonlijke vragen te stellen. Ik stap uit en beloof mijn wagen snel terug te zijn.  We zitten in zijn zetel en ik probeer me te herinneren hoe de vriendschap ooit was ontstaan. We doen alletwee onze sokken uit en plots herinner ik me terug alles. Terwijl hij vertelt over zijn nieuwe verwarming krijg ik koud door zijn pezige voeten die steeds dichterbij komen. Zou hij de temperatuur van mijn aanwezigheid willen controleren? Zijn voeten lijken op de bovengrondse wortels van de Bonzaï-boom naast zijn tv. Ik vraag me af waarom de voeten van mannen er altijd uitzien alsof ze al drie dagen dood zijn.  Opweg naar mijn auto zwaait hij me uit vantussen zijn nieuwe gordijnen en ik zwaai terug om hem samen met mijn dode ik voor de laatste keer vaarwel te zeggen.  

Fanny Wildemeersch
92 5

Hete Lucht

Wat een geluk bij een ongeluk. Onze oven bevindt zich immers op ooghoogte. Op die manier kan ik zonder nek-, rug-, of andere problemen het bakproces van de hapjes volgen. Toen ik zo-even in zeven haasten de verpakking openscheurde omdat ik deze nog snel bij het papierafval wilde proppen voor ze het kwamen ophalen, sloeg ik geen acht op de bakinstructies aldaar vermeld. Papier opgehaald en verpakking weg. Geen idee dus van het aantal graden en de baktijd. Eigen schuld, dikke bult. Last van opruimwoede? Ja. Boos op mezelf. Nee. Geen paniek. Wir schaffen das. Die mini loempia’s zien er verrukkelijk uit. Nu al. Ze doen me denken aan dat geinige zangeresje, Loempia Zadora, die in de jaren tachtig aan de zijde van Jermaine Jackson een monsterhit scoorde met ‘When the Rain Begins to Fall’. Die regen begon hier twee maanden geleden al te vallen en dat doet ie nog steeds. Met bakken uit de lucht zelfs, om in de context te blijven. Na regen komt zonneschijn. En warmte. Zoals ik al zei: alles onder controle, behalve mijn gedachten. Deze kok kan bij zijn oven nog van alles bekokstoven.  Ik hou van een propere en opgeruimde keuken. Geen man overboord dus bij het schoon schip maken. Integendeel. Ik dobber rustig op mijn eigen hittegolven en voel me ontspannen en behagelijk, zo met mijn kin tegen de ovendeur, me verkneukelend op al het lekkers en genietend van het zachtjes opwaaien van de randjes van het bakpapier. Zalige warmte, afgewisseld met een zwoel, deugddoend windje. Met mijn ogen dicht lijkt het alsof ik op een of ander idyllisch strand rondhang. Heerlijk. Het is en blijft natuurlijk een bakoven. Honderdtachtig graden is toch wat van het goede te veel. Ongeveer het zesvoud van wat ik aankan. Ik hoop trouwens dat ik dood ben als ik daadwerkelijk in een oven beland. Dat hoeft nog niet meteen, hoor. Geduld is een schone deugd. Om de kosten te dekken, mogen ze me zelfs samen met anderen in de oven gooien, dat bespaart energiekosten. Ja, dat lijkt me wel gezellig, zo samen. Als ovenhapjes, maar dan nog veel intenser.  ‘De groepscrematie was heel goed meegevallen,’ zou de begrafenisondernemer achteraf zeggen, ‘iedereen was aangenaam verast’. Ik hoef overigens niet verstrooid te worden. Dat ben ik nu al. Hapjes verbrand.

Danny Vandenberk
5 2

De jongen met de krab

Uren kan ik naar het uitzicht over de baai kijken. Ik zie dat de vegetatie op de bergen zich langzamerhand herpakt. Een alles verwoestende brand veegde vijf jaar geleden op het Griekse eiland een groot deel van het natuurschoon van de kaart. Mijn vader was net overleden en ik had geen idee dat er een brand op het eiland was geweest. Toen ik aankwam had ik het gevoel alsof ik door een rouwkaart reed. Gelukkig is de mens veerkrachtig en de natuur ook. Ik zie hoe een aalscholver gezeten op een kleine rots zijn veren laat drogen in de zon. Ik schrik op van een geluid achter mij. Een jongeman groet mij. Hij heeft een prachtig gezicht en een atletisch gebouwd lichaam. Voor mij is hij op dat ene bevroren moment in tijd de belichaming van eeuwige schoonheid en jeugd.  Ik zie dat hij naar de rotsen loopt. Heel vaak heb ik overwogen om die rotsen te beklimmen om even op het uiterste puntje bij de zee te kunnen gaan staan. Ik durfde het niet zonder goede bergschoenen. Hij kent echter geen vrees. Als een klipgeit springt hij van de ene rots naar de andere. Ik volg hem met mijn ogen en zie uiteindelijk een kleine gedaante op de uiterste punt van de rotsen in de baai staan. Als hij terugkeert zie ik dat hij bukt om iets uit het water te pakken. Hij heeft een grote krab in zijn handen.  ‘You are not going to kill it, are you?’ Hij kijkt mij even verontwaardigd aan. ‘Offcourse not. I am just going to show it to my dad.’ Gewoon een lieve jongen die zijn vader trots wil maken.   Daar gaat hij weer. De jongen met de krab. 

Elle Hart
7 0

Mijn wens voor jou!

2023 was een heftig jaar. Voor ons toch. In de wandelgangen sprak ik met veel gelijkgestemden. Wij beleefden een jaar van afscheid en verlies, stukgelopen vriendschappen en financiën die vierkant draaiden. Na covid heeft ieder op z’n eigen manier wonden moeten likken. Heropbouwen was het motto. Het ging niet altijd van een leien dakje, maar we hebben het gehaald. Wie dit leest, is er nog, ademt nog en beschikt nog over een internetverbinding. We leerden waardevolle lessen. De diepere waarden van het leven kwamen bovendrijven op de donkerste momenten. Persoonlijke groei is geen pijnvrij proces, maar de moeite waard om te doorleven! Het kan altijd erger, denk ik dan. Denk maar aan de hartverscheurende taferelen uit Gaza, de niet aflatende ellende in Oekraïne, de extreme droogten in Afrika, of meegesleurd worden in één van de vele overstromingen. Het gaat helaas niet meer over rampen ver van ons bed. Het speelt zich dichtbij af. Teveel regen, teveel mislukte oogsten, teveel prijsstijgingen, teveel verkapte armoede. De hoge prijs die we betalen van teveel rotzooien met onze natuur; te warme zomers, te zachte winters, te natte dagen. We vernielen collectief onze toekomst. Onze planeet schreeuwt om genezing. Mijn wens voor 2024 is daarom eenvoudig: laten we, nu het hopelijk nog kan, een stap verder gaan dan bewust zijn dat we niet goed bezig zijn. Laten we, ieder voor zich, maar vooral samen, in actie komen en alles op alles zetten om bij te dragen tot een gezonder en beter leefmilieu. Dit kost geen handenvol geld, maar wel handenvol liefde. Liefde voor elkaar en voor wat ons toevertrouwd is, de natuur. Respect en de zorg voor het grootste en mooiste mysterie dat we kennen: alle leven op deze aarde. Met wat minder ik en wat méér jij, vinden we misschien een manier om het tij te keren. Mag 2024 voor jou en voor mij een jaar van collectieve gezondheid zijn, in voorspoed en welvaart op alle niveaus van ons bestaan, zodat 2025 ingeluid mag worden met mooie berichten zoals deze: de temperatuur is gestopt met stijgen, de oogsten zijn rijkelijk en goed, de CO2 is teruggedreven tot een gezond niveau en het aantal mensen dat onder de armoede grens moet leven is nog maar miniem en… het regent een stuk minder dan in 2023!

Heidi Schoefs
22 0

Aderlatingen

Ik sta in de gang van het ziekenhuis. In mijmer- en wachthouding. Hospitaal, ziekenhuis, kliniek, gasthuis. Woorden genoeg voor een plaats waar je niet wil zijn. Het ene woord is al ouder dan het andere. Ik denk aan ons bezoek aan het Brugse Sint-Janshospitaal uit de 12e eeuw. Nu is het een knap museum. Daar las ik over aderlatingen, die door een barbier-chirurgijn werden uitgevoerd. Ze waren tegelijkertijd kapper, drogist, tandarts, dokter en apotheker. De mensen waren ervan overtuigd dat een zieke kon genezen door veel bloed af te tappen. Het was een kwestie van levenssappen en de balans in het lichaam te herstellen. Bij kapperszaken zie je soms nog van die typische kapperspalen met witte, blauwe en rode strepen die in een spiraal ronddraaien. Die zijn gebaseerd op de wapperende doeken vol bloed die als een spiraal aan een stok hingen te drogen. Gedaan met mijmeren. Ik sta op de gang omdat de kamer leeg is. De persoon is samen met het bed weg voor een ingreep. Een toestel op de kamer houdt niet op met piepen. Dat had je in de 12e eeuw natuurlijk niet. De stekker uittrekken durf ik niet. Ik heb de tv aangezet, maar de match Union Sint-Gillis tegen Liverpool overstemt het gepiep niet. Dan maar de deur dicht en de gang op. In de verte komt een verpleegster aan. Of ze weet hoelang de ingreep nog zal duren. Nee, dat weet ze niet, want dit is haar sectie niet meer. Ze wijst naar een lijn op de vloer die ze net heeft gepasseerd. Ze is wel zo vriendelijk om het gepiep af te zetten. Mijn vraag moet ik aan de balie stellen. Union Sint-Gillis wint de wedstrijd tegen Liverpool met 2-1. Dadelijk nog wat meer goed nieuws en we kunnen weer verder. Zonder aderlatingen.

Rudi Lavreysen
19 1

De flat waar het licht altijd brandt (1) en (2)

De flat waar het licht altijd brandt (1) - 15 december 2022 Bij het opstaan om 5u30 zie ik door het raam een flat waar altijd licht brandt. Elke dag, bij mijn eerste koffie, vraag ik me af wie daar woont en waarom het licht er niet wordt gedoofd. Is het iemand met schrik in het donker? Een single mum met huilbaby, oververmoeid door een eindeloze reeks slapeloze nachten? Een drugsbaron die de veiligheid van de nacht opzoekt voor zijn louche praktijkjes? Of een schrijver die zich graag omhult met duistere stilte voor het schrijven van zijn nieuwste misdaadroman?  Hoogst waarschijnlijk is het gewoon iemand die systematisch vergeet het licht uit te doen. Ik bedenk vervolgens dat de verrassing hoe dan ook komt bij de volgende elektriciteitsfactuur.   De flat waar het licht altijd brandt (2) – 19 december 2023 In de flat waar het licht altijd brandt, brandt het licht nog steeds altijd. Als ik opsta, check ik het. Het stelt me gerust, dat is alvast één zekerheid in mijn dag. Nog steeds weet ik niet wie er woont en waarom het licht nooit wordt gedoofd. Stiekem keek ik al op het naambordje. De gedachte om aan te bellen, spookt steeds vaker door mijn hoofd. Het wordt stilaan een drang. Die baby moet nu toch al minder huilen, de alleenstaande moeder is nu ongetwijfeld in a relationship of in iets dat complicated is. Die vermoeidheid moet zijn verholpen met een multivitaminekuur. Van de arrestatie van een drugsbaron of de publicatie van een nieuwe misdaadroman heb ik geen weet. Torenhoge elektriciteitsfacturen veranderden niets aan de realiteit: het licht is aan, altijd.  Vaak beeld ik me ook het onmogelijke in: dat het licht op een ochtend opeens is gedoofd. Nu leef ik met de prangende vraag:  wat zal ik doen als het licht niet meer brandt in de flat waar het licht altijd brandt?

Melanie Huyghe
8 0

Ten voeten uit

Het begin van alle wijsheid, de eerste stap naar volwassenheid en het einde van de meeste illusies. Dat is zelfkennis. Weten wat je kan en wat je niet kan. Gebreken opmerken aan jezelf en tegelijkertijd je talenten ontdekken. ’t Is natuurlijk een heel karwei om eigen sterktes en zwaktes in te schatten. Iedereen heeft ze, al is de mix telkens anders. Wij zijn allemaal unieke cocktails. Merkwaardige mengelmoezen. Pompelmoezen met of zonder pit, bitter maar toch een beetje zoet, sappig of droog, met veel of weinig vruchtvlees, met of zonder vluchtvrees. Een mens kan immers vluchten voor zichzelf of er net naar op zoek gaan. Zelfbedrog en ontkenning zijn veel gemakkelijker dan de moeilijke ontdekkingstocht naar de kern van het zijn: de eigen ik. Ik ben een lentemens met een zomerwens. Op herfst kan ik niet rijmen en de winter is me te koud, te nat en te glad. Ik heb bijvoorbeeld nooit geschaatst. Zelfs nooit geprobeerd. Als kind besefte ik al heel goed dat het niets voor mij was. Het ontbreekt me aan de nodige concentratie en coördinatie en bovendien ben ik er simpelweg te slungelig en te harkerig voor, vond ik.  Op een al even houterig bankje naast de schaatsbaan zat ik als enige koppig en saai te zijn, want iedereen leek het noodzakelijk te vinden dat ik meedeed en eveneens onbegrijpelijk dat ik het maar niet wilde, of durfde. Laat ze maar lekker lachen en samen dolle pret beleven, dacht ik, ik zie graag vrolijke gezichten. Ik hield het been stijf, schaatste niet en vroeg mezelf heel even af of een koppige pornoacteur het been ’s winters ook urenlang stijf houdt. Daarna kwam ik terug tot de essentie. Ik? Schaatsen? Binnen de kortste keren zou ik op mijn smoel vallen en een of ander lichaamsdeel breken. Ik breek kin, kaak, vinger, arm, been of enkel … of ontbreekt het me enkel aan zelfvertrouwen? Geenszins, besefte ik toen al, als kind. Vroegontwikkelde zelfinschatting en talent voor zelfbehoud, niet meer of niet minder. ‘Jij zou nooit kunnen vreemdgaan,’ zei mijn vrouw onlangs, ‘want ik zou het meteen aan je zien en binnen de twee minuten zou je je sowieso verspreken, flapuit.’ Zoals gewoonlijk probeerde ik tegen te stribbelen. ‘Ik ga al heel mijn leven vreemd!’ riep ik naar waarheid. Iets met mijn ene stijve been dat net iets langer is dan het andere stijve been, of iets ertussenin, al is dat nooit bewezen. Hoe het komt, weet ik niet, maar telkens als ik met iemand ga wandelen, wordt me gevraagd of ik gekwetst ben of waarom ik mank of ongemakkelijk loop. Ow … ‘kunnen vreemdgaan’, zei ze. Zoals zo vaak dringen haar woorden of de juiste volgorde ervan veel te laat door. Ze heeft gelijk. Een scheve schaats rijden is in mijn geval totaal onmogelijk. Ik ben geen schaatser. Een schuinsmarcheerder in het beste geval, maar dan moet je me al heel letterlijk nemen. Ik zet mijn voeten scheef en stap als een houten klaas, maar bij het leger ben ik nooit geweest en gemarcheerd heb ik bijgevolg nooit. Hooguit gestapt en geslenterd.  Nee, ik ben geen vrouwenloper, fuifnummer, bon vivant of losbol. Daar ben ik veel te weinig uitbundig, te rustig en veel te rechtuit en onverbloemd voor. Te eerlijk. Soms spreek ik te veel. Net dat vinden veel vrouwen aangenaam, vooral de niet al te jonge. Ouwehoeren! Over alles praten, bedoel ik dan. Als ik een frituursnack was geweest, dan was ik vermoedelijk een playboy speciaal. Een onhandige en toch bijdehante babbelaar met eigenzinnige, (ongewild) grappige ideeën. Een verleider zonder het zelf te willen, een mentale flierefluiter die niet met zijn fluit denkt, zoiets. Gelukkig ben ik niet waanzinnig knap, anders had ik een kingsize vliegenmepper nodig om ze van me af te houden, de vrouwen. Gelukkig maar.  Gelukkig, maar een beetje raar. Dat ben ik ten voeten uit. Zelfkennis, weet je wel.  

Danny Vandenberk
6 1

Glock 17

“Doe mij maar een fairtrade koffie met woke-melk”, spreekt de vrolijke, zelfbewuste en gemindfulnesste vent als hij het alternatieve café instapt en er enkele vrienden ontwaart, die hem, nadat hij is binnengestapt, vragen wat hij wil drinken. Zuur gelach. “En, allen met de bakfiets op deze beijzelde wegen?”. Hij gaat zitten terwijl één van “de maten” aan de toog nog wat zaken bestelt, waaronder dus een koffie—ze hébben hier alleen maar fair-trade—met gestoomde havermelk. Een vrouw—ze is vierenveertig, twee kinderen en zelfde aantal mannen gehad—legt haar zelf gebreide sjaal wat beter rond haar hals. Ze heet waarschijnlijk Pallas, Clythemnestra of Andrea Doria, schoon die laatste naam eigenlijk verwijst naar een man. Maar dát wisten Pallas’ ouders eigenlijk niet toen ze geconcipieerd of geboren werd; ze vonden het gewoon een leuke naam. En dat ook Neeltje Jans géén vrouw maar een man was, zal dit gezelschap waarschijnlijk ook wel ontgaan zijn, bedenk ik, die aan een naburig tafeltje zit met mijn eeuwige gemberthee. Want ik geef toe: ook ík verwijl al eens in dit café dat vooral een vrouwelijk clientèle bedient. “De havermelk is op. Is amandelmelk ook goed, Maarten?” vraagt de toogbesteller die alvast de andere bestelde drankjes op de tafel plaatst. Én natuurlijk met een schoteltje alternatieve abdijkaas-blokjes van een alternatieve abdij, die geproduceerd is door alternatieve koeien op een alternatieve wei. En zelfs de monniken zijn alternatief: ze stampen de wei zelf nog blootsvoets … of is dat voor een ander product, dat zoiets moet gebeuren, vraag ik me plots af. Het is verdomd warm in dit etablissement: men stookt er met graagte en met grote hoeveelheden gas in een oude gaskachel, waarvan de namaak-steenkolen staan te gloeien. Dichtbij dit ding, waar ik nu zit, is het zo warm dat ik vrees dat mijn pen zal smelten. De inkt vloeit alvast vlotter, maar dat kan ook zijn omdat ik inmiddels in redelijk grote teugen begonnen ben aan mijn trappist. Ook weer de eeuwige trappist. Ik hang soms graag de klassieker uit: steeds hetzelfde drankje of dezelfde opeenvolging ervan. Dan wat bladeren in de krant en een poging ondernemen om met de knappe uitbaatster van de zaak een gesprek op te zetten. “… dat er tegenwoordig geen plek meer is om mijn wagen te parkeren in deze stad, want ik heb niet zo’n elektrische bak”, oreert de nieuw binnengekomen man van daarnet. Zijn vrouw, waarmee hij niet is getrouwd maar wél een samenlevingscontract heeft, zit in de social profit. Iets met beleid en medewerking en zeehonden en buscraft en bescherming van zwakzinnigen. Althans, zo heeft hij het begrepen, want hij zelf zit in “de” media. Iets met kabels leggen, mengpanelen installeren en DMX en belichting regelen. Ik probeer in de drukte van dit hete cafeetje deze tekst uitgeschreven te krijgen en tegelijk ook een lijn te vinden in hetgeen zich aan het woke-tafeltje afspeelt. Da’s niet makkelijk, want aan een ander tafeltje zitten vier—en kort nadien vijf—vrouwen van eenzelfde leeftijd soms luid te lachen. Niet duidelijk waarover het gaat, wél duidelijk dat het gaat over mannen als baas of partner. Over zonen wordt niet zo gelachen, maar de overige onderwerpen worden beamend en meelevend besproken en behandeld. Het lijkt me in elk geval allemaal nogal cocreatief, empathisch en met veel buikgevoel. Ik probeer onopvallend mijn trappist te drinken terwijl ik mijn aandacht probeer af te leiden van de borsten van vooral één van de vrouwen, die mijn bijzondere aandacht geniet. Ze heeft borsten van de perfecte grootte en consistentie, gehuld in kledij die enigszins, maar niet té elastisch is. Wat ze zegt is minder belangrijk voor hetgeen ik hier nu schrijf, maar dat ze een ronduit verleidelijke stem heeft, vind ik de moeite van het noteren waard. Hoewel ik oorspronkelijk van plan was stilaan terug huiswaarts te keren, beslis ik alsnog om aan Gerry achter de toog—ik mag hem ondertussen zo aanspreken, want ik heb hem zelf verleden week mijn naam verteld—een koffie verkeerd te vragen. “Een latte machiato met havermelk?” vraagt Gerry terwijl hij alvast de koffiebonen maalt en in zo’n ding stopt om dan nadien onder de koffiezetmachine te schroeven. Ik haal mijn Glock 17 boven en schiet iedereen in het café neer. Het magazijn van die Glock blijkt voldoende patronen te bevatten om iedereen in dit café om te leggen. Terwijl ik mij naar buiten begeef draai ik nog vlug even de gaskraan dicht, die de oude kachel gloeiend heet stookt. Zó warm hoeven ze dat hier niet te stoken en er is ook nog COP24 om aan te denken, bedenk ik me als ik op mijn fiets stap. Pas als ik thuiskom besef ik dat ik geeneens de rekening heb betaald.

Jens V
12 1

Broodstress

Op een zondagochtend stond ik ietwat vervelend te dralen bij de deur. “Welk brood?”, vroeg ik kortaf. “Breng maar een donker mee”, zei mijn vrouw. “Je kiest maar.” “Een donker brood schat? Ze hebben daar zoveel soorten donkere broden dat ge er bijna niets meer ziet.” Mijn overdreven reactie wees duidelijk op een acuut geval van broodstress.Geef nu zelf toe. Tarvo, zeven granen, acht granen, negentien granen, molenaars, tijgerwit, tijgergrijs, volkoren, spelt, roggebrood en dan vergeet ik er nog een paar honderd. Het lijkt wel of er elke dag broodsoorten bijkomen. Thuis heeft de ene dit graag en de andere dat. Er zijn zoveel meningen als er broden zijn. Je zou van miserie bijna sandwiches kopen, maar dat is ook niets voor elke dag. Naar de bakker wandelend, dacht ik aan de vele handelaars die vroeger aan de deur van het ouderlijk huis kwamen. De melkboer, de brouwer, de groenteboer en ook de bakker. Dat bestaat niet meer. Er passeren enkel nog kartonnen dozen. De bakker kwam altijd met twee broden in zijn handen naar de deur gestapt. “Een grijs of een wit vandaag?”, vroeg hij dan. Zo konden we toch een beetje afwisselen. Een grijs brood was toen nog een rond grijs. Het snijden van het brood deden we zelf. Geen enkele boterham had dezelfde grootte. De grote sneden waren perfect voor onze poetzak. De kleine sneetjes waren ideaal om ’s avonds nog een boterham te maken met boter en hagelslag. Voor de kleine honger bij de tv. Mezelf verheugend om nog eens van die vaste grijze boterhammen te eten en meteen om wat ik zou zeggen bij het thuiskomen: ‘Raad eens welk brood ik nu bij heb?', stapte ik vrij van alle broodstress bij de bakker binnen. “Een gewoon rond grijs meneer? Oei, dat wordt niet meer gemaakt.”

Rudi Lavreysen
10 0

Wat ben ik toch een rund

Ik hou het liever eenvoudig. En ordelijk. Ik sorteer. Zowel mijn afval als mijn gedachten. Het eerste omdat het beter is voor het milieu en het mijn burgerplicht is, het laatste leg ik mezelf op, anders word ik gek. Mijn maatschappijkritische blik heb ik jaren geleden al in de pmd-zak gegooid. Ik kijk naar de wereld zoals een koe naar een passerende trein: een beetje verbaasd maar voor de rest weinig geïnteresseerd, zich afvragend wanneer al dat kabaal weer voorbij is en de stilte wederkeert. Tegelijkertijd een mals plukje gras degusterend, of in mijn geval momenteel een met kruidenkaas besmeerde wrap, die ik keurig belegd heb met gerookte zalm en rucola. Genietend van het hier en nu. Geld beleggen? Daar houd ik me niet mee bezig. Deze simpele vent houdt van direct rendement. De gerookte zalm is voortreffelijk. Ben ik dan niet betrokken? Nee. Ik ben zonnig. Zelfs ’s ochtends ken ik nauwelijks ochtendgrijs. Voor mij geen mist, enkel openheid. Helderheid. Omdat mijn leefwereld klein is. In de echte, de grote, zijn er veel te veel conflicten, complotten en intriges. Door al die samenspannerijen zie je dagelijks lange rijen gedupeerden, in oorlogsgebieden zelfs lange rijen lijken. Elke dag opnieuw. Even later zie je rijken die betrokken lijken. Politici en leidende figuren met principes en dikke buiken die van de ene partij naar de andere overlopen, als communicerende vaten die mij hoe langer hoe minder zeggen. Nee, het journaal hoeft voor mij niet meer. Liever met de voetjes op mijn kleine lapje grond dan te allen tijde op de hoogte gehouden worden. En waarmee? Met echt nieuws of met door gekleurde en bevooroordeelde redacties voorgeknabbelde feiten? Ik wil me niet nodeloos opwinden, want ik kan er toch niets aan verhelpen. Me kwaad maken? Evenveel of zelfs meer dan alle anderen? Nee, ik krijg er geen boost van om het boost te worden. Laat zitten.  Ik mag dat niet zeggen of schrijven, want dan ben ik onverschillig en egoïstisch. Dan mis ik solidariteit met medemensen die getroffen worden door oorlog, hebzucht, machtsmisbruik en alle andere onhebbelijkheden die des mensen is. Een gebrek aan wij-gevoel dat ik compenseer met wei-gevoel. Ik hoef mezelf niet stoerder voor te doen dan ik ben. Ik ben geen stier. Noem mij maar een koe. Het enige onrecht dat me persoonlijk treft en waarvan ik me bewust ben is dat ik dagelijks leeggemolken word door allerlei overheden, terwijl ik er, naar mijn gevoel, steeds minder voor terugkrijg. Wat maakt het uit? Ik heb niet veel nodig om gelukkig te zijn.  Je bent zo gelaten, Danny. Ik hoor het je al denken, waarde lezer. Dat is nochtans niet zo. ‘Met rust gelaten willen worden’ bevat drie werkwoordsvormen en is dus veel arbeidsintensiever dan je denkt. Het toppunt van gelatenheid is het almaar groeiende besef dat naarmate zijn leeftijd vordert, een mens steeds minder van de wereld begrijpt. Tot hij een gevoel krijgt van: wat doe ik hier nog? Dan is het tijd om te sterven.  Maar zover zijn we hopelijk nog lang niet! Ik spring en huppel dagelijks rond als een jolig en stoeierig kalfje, op zoek naar wat wél nog leuk is. Naar uitdagingen. Vaak zijn het er waarvan ik weet dat ik ze aanga omdat ze heerlijk haalbaar zijn, maar af en toe verleg ik mijn grenzen tot bijna net tegen de prikkeldraad. Het moet wel een beetje spannend blijven. Niet wereldschokkend, maar wel genoeg voor een tintelend stroomstootje. Ik zeg boe en doe niemand kwaad. Integendeel: regelmatig zorg ik door mijn manier van doen voor glimlachjes. Als alle mensen dat zouden doen, zou het journaal na een paar jaar iets van een goednieuwsshow hebben. Een heilige koe ben ik nochtans niet. Ik heb er zelfs niet de schijn van. Ik wil alleen liefhebben, en zelf een beetje gekoesterd worden.       

Danny Vandenberk
13 1

De papiertjesmensen

In de trein valt mijn oog op het papiertje dat ik als bladwijzer gebruik. De roman beschrijft op voortreffelijke wijze de ondergang van een wereldmacht. Ik zie dat de mevrouw tegenover me leest wat er op het papiertje staat geschreven. Net zoals in het boek behoren wij tot de laatsten van een soort, namelijk de papiertjesmensen. Thuis is het nog een communicatiemiddel. Boodschappenlijstjes, verlanglijstjes met Kerstmis, notities op de papieren kalender of verjaardagskaarten. Het kan allemaal digitaal, maar het moet niet. Daarbij komt dat papiertjes een hulpmiddel zijn voor mijn legendarische vergeetachtigheid. Mocht het een erkende aandoening zijn, ik behoorde tot de hoogste categorie. Mocht er een zelfhulpgroep van vergeetachtigen zijn, ik werd meteen lid. Als ik niet vergat om naar de bijeenkomsten te gaan natuurlijk. Boodschappenlijstjes maak ik in tweevoud, waarbij er eentje in mijn jas verdwijnt en de andere in mijn achterzak. Mocht ik die in mijn achterzak vergeten, is er mijn jas nog. Als ik die tenminste niet vergeet aan te doen. Afijn, het is een probleem. Mijn vrouw vraagt me ’s avonds ooit om een elektrisch toestel uit te zetten voor ik ga slapen. De vaatwasser of de wasmachine. Al die lampjes moeten inderdaad niet blijven branden. Ook hiervoor gebruiken we papiertjes. Een post-it aan de deur of een papiertje op mijn hoofdkussen. Daarna krijgen veel van die papiertjes een tweede leven, zoals een bladwijzer. Zo vond ik in een oud kookboek van moeder nog het recept voor de wafels die naar vroeger ruiken. Het is ondertussen een onbetaalbaar stukje papier geworden. Maar terug naar de trein. Tegelijk met de mevrouw tegenover me zie ik dat op het papiertje ‘droogkast’ staat geschreven. “Ik ken het”, zegt ze, nog voor ik kan uitleggen waarvoor het papiertje heeft gediend. Ongetwijfeld ook iemand van de vergeetachtigen en de papiertjesmensen.

Rudi Lavreysen
12 1