Lezen

Sus de Walrus

Ja! De Zilte Ballades zijn terug, geniet ervan want nukkig en wispelturig als we zijn, bestaat de kans dat het eenmalig is. Onze antihelden Commodore Lodewijk en zijn dekzwabber Billy Budd zijn terug van nooit weg geweest. Hun schuit, de gaffelschoener genaamd Krullenbol is vergaan, maar niet getreurd, hun smachten naar zoete meisjes met een explosie aan krullen die ruiken naar een zomerhanddoek is springlevend. De zeemeermin Anna Maria Gauguin de Cristobal El Salvador is nog steeds een kreng, hun aller pleegmoeder Madame Nybros kan nog steeds een boom vellen met haar blote pakkerikken, Kapitein Oliepul is nog steeds plagiaat van Marc Sleens Nero strips, net zoals onze voormarsgast B.B. het eigenlijk bont maakte in de verschrijvingen van Herman Melville. Alleen de nameloze muskusrat Nameloos keert niet meer terug in deze overbodige sequel, maak plaats voor Suske, het Walruske, superheld in spe, die zoals iedere goede sjamaan eigenlijk een mens is, maar dus in een dier kan veranderen, en niet zomaar een dier, nee, een spekkige kolos die chronisch flattulent is en als een bouwvakker fluit naar alles wat bevallig is en rond, heel rond, want het vrouwelijke zal altijd de ruimte vervormen, buigen met haar staalharde wil, en krommen, uit moedwil tegen de rechtoe rechtaan hoekigheid van de inferieure mannelijkheid, die wel het vaudeville kent, maar geen raffinement, wel het burleske, maar niet de intrige. Tenzij de man een fatje is, een jonkman met een zwak voor theater en de podiumkunsten, dan draait hij zijn publiek rond zijn vingers met zijn pronkstaartige zoete woordjes, dan is hij even de achterneef van de nicht Christopher Marlowe, de schaduw van de Bard, en is hij de zoveelste getuige dat queerness een subtiele meerwaarde kan bieden aan een werkelijkheid die gelaagd is als een kaleidoscoop, en heerlijk fluïde en non-binair, en alle andere mogelijke trendy, artie fartie, hipster, woke, post-postmoderne braakballen die je er als naam kan aangeven. Zucht, even op adem komen, teveel licht en zon en warmte maken een snob manisch, dan rijst hij als een feniks op uit de as van de diepste depressie ooit, en raakt hij de wereld weer aan. De antieken schieten hem te binnen dan met hun schandknaapjes, de afwezigheid van het taboe op sodomie, het eiland Lesbos, en de genialiteit die zich manifesteert in een zintuiglijke afwezigheid. Homeros zou blind geweest zijn: hij zag immers een andere wereld. Dat is de verklaring voor de rijkdom van zijn verbeelding en taal. Maar genoeg geluld, laat de sotternie beginnen, het is in dit post-truthtijdperk zaak om de Minotaurus bij de hoorns te vatten, en de draad terug op te pikken, Sus de Walrus zit nog in de kast, als shapeshifter en als relnicht. En er is nog geen nieuwe schuit. Laten we dan even de verdokenheid kittelen, te water gaan en Lodewijk en Billy als rugridders Sus zien bestijgen. Ook al zijn onze antihelden slechts de klos van hun dwang enkel vrouwen te begeren, ze weten nog steeds dat er op zee en in de gevangenis andere regels gelden. Daar ben je geen flikker als je je aan de herenliefde waagt door het gebrek aan l'origine du monde. Ahoy, gaan met die slagtanden, Sus! Door het smelten van de ijskappen waren de walrussen veel minder blootgesteld aan hun natuurlijke vijand de ijsbeer, maar dat zorgde er ook voor dat ze zelf vaste grond moesten zoeken, en net zoals wij misantropische mensen niet altijd even graag als sardienen in blik op een te smal strook strand tussen onuitstaanbare soortgenoten gepakt zitten, zo was ook Suskes moeder weggewaggeld van de kudde, en de rotsen ingetrokken, waar ze door haar slecht zicht vanaf getotterd was en te pletter geslagen, want walrussen zijn gemaakt om van ijsschotsen in het Arctische water te duiken, niet om te klimmen voor een zucht frisse lucht. De vader van Suske is helemaal een raadsel en kwatongen beweren dat het de Walrusengel Gabriël zelve was, die Suske's bestaan op zijn conto heeft staan. Laten we het op de onbevlekte ontvangenis houden, maar evengoed was Sus nu een wees, en Madame Nybros wist dat het in de sterren geschreven stond, dat het pad van Sus zou kruisen met onze levenslange verstekelingen, de Commodore en Billy Budd. Waarheen zouden de schikgodinnen hen leiden, naar de Sirenen, Scylla en Charybdis, of de Styx? Nee, het zou nog veel erger worden. Ze zouden aan de Tafel van Gert belanden, waar ze zich moesten verantwoorden voor hun bestialiteiten aan de hardwerkende, immer verongelijkte Vlaming. Het dieptepunt was duidelijk nog niet bereikt voor Sus de Walrus en onze met alle zonden van Babylon overladen jonkmannen. Toch niet aan wal in paddenkoppenland! Kameraad 60, wat doet gij uw schepping aan? Little Richard - Tutti Frutti (1956)

Kameraad 60
6 1

Het Begin van Ons Verhaal-I-

Op die eerste dag waarop we elkaar zouden ontmoeten, had ik door de opwinding de hele nacht niet kunnen slapen. Misschien sloten mijn ogen een paar keer, want in de vroege ochtend stond ik al op voordat het alarm, dat ik op een eerder tijdstip had ingesteld, afging. Er waren nog uren te gaan tot onze ontmoeting en de tijd leek zo traag te verstrijken dat seconden als minuten en minuten als uren voelden. Normaal gesproken spelen de wijzers van de klok een speelse achtervolging, maar die dag bewogen ze alsof ze alle energie hadden verloren, zo langzaam en aarzelend. Die ochtend kan ik me niet herinneren hoeveel kopjes koffie ik gedronken heb; het enige wat ik me nog herinner is dat ik geen eetlust had. Ik at niets en had nergens zin in, behalve jou te zien. Na dagenlang achter een scherm gezeten te hebben en eindeloze uren in lange berichten geschreven te hebben, zouden we elkaar voor het eerst niet slechts tegenkomen via levenloze foto's, maar oog in oog beleven. Onze stemmen zouden de geluiden van het toetsenbord vervangen. De opwinding die ik daardoor ervoer, is bijna onuitsprekelijk. Die eerste ontmoeting, die eerste blik, dat eerste ‘hallo’… Ondanks dat de tijd langzaam verstrijkte, straalde de zon buiten in al haar pracht. Tot die dag toe was het weer al een tijd tegengevallen – meestal bewolkt en regenachtig. Maar die dag leek het alsof de lente plotseling was gekomen. Alles voelde anders; ik kon zelfs het gezang van de vogels buiten horen, of misschien was het slechts het geluid van mijn eigen opwinding en gelukzaligheid. De energieke, opgewekte en ritmische muziek die op de achtergrond speelde – zorgvuldig gekozen om me voor te bereiden op de naderende ontmoeting – gaf me tegelijkertijd kracht om mezelf op te maken. Voor de spiegel, die als een stille getuige voor me stond, glimlachte ik naar mezelf en vond ik mezelf af en toe dansend, meegevoerd door het ritme van de muziek. Die dag besloot ik dat ik extra zorgvuldig moest zijn in mijn voorbereidingen. Normaal gesproken bereid ik me altijd met de grootste nauwgezetheid voor op een ontmoeting, maar deze keer leek dat niet genoeg. Misschien is het wel zo dat, hoewel ik nog de verkwikkende nasmaak van de douche op mijn huid voelde, mijn haren niet de gewenste elegantie vertoonden, waardoor ik gedwongen werd ze opnieuw te wassen. Alles moest – ten minste – de best mogelijke uitvoering van mijn kunnen zijn. Ik ben iemand die graag en nauwgezet prept, maar voor deze ontmoeting was ik zo opgewonden dat ik zelfs niet een dag van tevoren kon beslissen wat ik zou aantrekken. Ik koos mijn kleren zorgvuldig uit en, hoewel ze al gestreken en in de kast gehangen waren, streek ik ze opnieuw. Er mocht geen enkele kreuk te bekennen zijn. De dag begon prachtig en ik zou niets toestaan dat er een schaduw over dit moment viel – zelfs niet een kleine kreuk in mijn overhemd of broek. Op een gegeven moment viel mijn oog op de klok aan de muur – en wat bleek? De wijzers waren weer tot leven gekomen en begonnen elkaar in een speelse achtervolging na te jagen. Ik versnelde mijn tempo enigszins en rondde mijn laatste voorbereidingen af. Ik controleerde nogmaals mijn schoenen – een bijna obsessie die ik al sinds mijn jeugd koester: mijn schoenen moesten altijd brandschoon zijn; ik kon niet verdragen ook maar de kleinste vlek erop. Ik vermoed dat dit te maken heeft met een artikel dat ik als kind gelezen had, waarin werd gesteld dat je een man kunt aflezen aan de netheid van zijn schoenen – een observatie die ik bijzonder treffend en relevant vind. Ik deed mijn schoenen aan, trok mijn jas aan en wierp voor de laatste keer een blik in de gangspiegel om mezelf nog één keer te controleren. Nu was ik klaar om te vertrekken. Toen ik mijn huis verliet, werd ik meegesleept door het mooie weer en de invloed van die energieke liedjes, die ik als een zacht refrein op mijn lippen neuriede. Alsof ik danste, begon ik met dansende passen naar het treinstation dat niet ver van mijn huis lag. Ik voelde me fantastisch en mijn opwinding nam gestaag toe. Ik zal een treinreis van ongeveer vijfentwintig minuten maken en na een wandeling van ongeveer tien minuten zal ik de afgesproken ontmoetingsplek bereiken. Daar komt de trein!…

Schaduwpen
67 2