Denis Vercruysse

Gebruikersnaam Denis Vercruysse

Over Denis Vercruysse

Toen ik jong was, stond er een kleine bibliotheek in de Groenstraat in Brugge. Je betaalde toen één Belgische frank om een boek te ontlenen. Ik was een vaste klant, die steevast met een stapeltje boeken naar huis trok, waar ik tot diep in de nacht, soms met een zaklamp, werelden verkende.
Op een dag besefte ik dat een schrijver wel een bijzonder mens moest zijn: iemand die de wereld in al haar veelkleurigheid kon observeren, capteren en vervolgens herscheppen. Vanaf dat moment wist ik dat ik schrijver wilde worden.

Teksten

ZOTZV-1

Een categorie 4 hazmat suit is een zorgvuldig afgesloten pak. Elke sluiting is een plechtig gezworen eed van isolatie. De lucht die je longen vult, is gefilterd en koud als klinische adem. Enkele maanden nadat de WHO in Genève alarm had geslagen over het uiterst besmettelijke ZOTZV-1 is het dragen van zo’n pak gemeengoed geworden. Het virus, genoemd naar de Mayaanse vleermuisgod Camazotz, combineert de bliksemsnelle verspreiding van influenza met de bloedingen van ebola. Het sterftecijfer is nagenoeg honderd percent. De WHO-directeur, dr. Marcus Lindholm, voorspelde in dat bericht dat het einde van georganiseerde samenlevingen binnen enkele maanden werkelijkheid kon worden. Zover is het nog niet gekomen. Al doken er maandenlang video’s op van spooksteden, onderbemande ziekenhuizen, plunderingen en gewapende conflicten, de mensheid heeft rap een nieuwe, gecontroleerde wereld gecreëerd, die bestaat uit luchtsluizen en steriele ruimtes. In zo’n luchtsluis bevind ik me nu: een oranje vlek, naast een andere. We hebben eindelijk de kans gekregen om samen het kwartier te verlaten. Toen we ons elk in een felgekleurd hazmatpak wurmden, had ik steels een blik naar Hannah geworpen. Onze ogen hadden elkaar zinderend ontmoet, waarna we met rood aangelopen gezichten de pakken haastig, maar aangeleerd voorzichtig, dichtmaakten. Achter het heldere polycarbonaat van het vizier zie ik haar trotse, glanzende blik. Haar jukbeenderen tekenen zich scherp af, als geciseleerd door een kunstenaar, perfect gevormd om het zonlicht op te vangen en terug te kaatsen zoals alleen een zomer in Andalusië dat kan. Haar mond, de bovenlip net iets voller dan de onderlip, toont een zeldzame lach, en het voelt alsof mijn lichaam te klein is voor alle gevoelens die in me losbarsten. Iets trekt aan me. Alsof een natuurkracht mijn hoofd naar haar wil voeren en ik me wil begraven in haar boezem. Maar haar rondingen zitten net als de rest van haar lichaam verborgen achter een kreukelende zee van oranje kunststof. We lijken op Matroesjka’s met ballonlichamen die een ander, fijner lichaam herbergen.             ‘Kijk niet zo,’ zegt ze. Haar stem klinkt vervormd door de versterker in haar pak, maar ik herken de plagende toon, alsof ergens een windgong begint te klingelen.             ‘Klaar voor de wereld daarbuiten?’ vraagt ze. De luchtsluis sist als een ademhaling die ingehouden werd en vrijkomt. Een tweede deur glijdt open, en een reep zonlicht valt op haar gezicht. Stofdeeltjes dansen in de bundel, en meteen word ik met een schok herinnerd aan ZOTZV-1, dat zich in één van die deeltjes kan schuilhouden. Onder een elektronenmicroscoop ziet het virus eruit als een geometrische nachtmerrie, maar met het blote oog zie je niets. Geen glinstering, geen waarschuwing. Alleen dat ene dansende stofje, gevangen in een zonnestraal. Hannah stapt als eerste naar buiten. Ik volg haar, één voet na de andere, elke stap wat verder weg van het verstikkende, overbevolkte kwartier. Langs de straat vinden we doelloze gebouwen. Sommige deuren zijn zelfs niet afgesloten. Auto’s staan netjes achter elkaar opgesteld, maar wie weet hoe lang ze daar al geparkeerd staan. Ze draait zich naar me om.             ‘Waar is nu die ene veilige plek waar je wekenlang niet over kon zwijgen?’             ‘Geduld. Het is niet ver. Je zult zien dat ik niet overdreven heb.’ Ze komt op me af, grijpt me vast en drukt haar ademluchtkap onhandig botsend tegen de mijne aan.             ‘Ik hoop het zo.’ Mijn hart gaat bonzend tekeer. Ik trek haar de richting uit van de bloemenserre die ik gevonden heb. Het is een semi-gesloten kas, waarvan de filters en zonnepanelen nog functioneren. De kans dat het virus zich hier ophoudt, is bijna nihil. Zodra we de serre binnengaan, begeven we ons naar de kleedzone. De lucht hier is gecontroleerd, gezuiverd, getest. Toch aarzelen we allebei. Het afleggen van een hazmatpak is een ritueel geworden. Geen haast, geen slordigheid. Eén fout kan fataal zijn. Ik begin. Ik kniel neer op een mat en ze ontsmet het pak met een bus bleekmiddel. Wanneer we zeker zijn dat ze geen hoekje gemist heeft, doe ik hetzelfde bij haar. Daarna help ik haar met de rugsluiting, vingers trillerig in mijn dikke handschoenen. Met een zachte klik komt het sluitmechanisme los. Ze reikt naar haar kap, en tilt die omhoog. Haar gezicht verschijnt beetje bij beetje. Dikke strengen donker haar vallen naar voren, klam van het zweet. Haar huid glanst. Het is warm in de kas. Mijn kap komt met een zuigend geluid los. Dan volgt laag na laag. We maken elkaars sluitingen open, trekken de plakkende pakken van elkaars lichaam. Elke rits, elke plooi die zich ontvouwt, onthult ons zweetnat ondergoed. Wanneer het laatste stuk van mijn mouw over mijn hand glijdt, blijven we roerloos staan, in onze sokken en onderkleding, dampend van inspanning, ogen vol bewondering. Het voelt ongepast om meteen te spreken. Hannah haalt een hand door haar haar en lacht.

Denis Vercruysse
84 0

Spiegelkind

Sara was hoogsensitief. Niet op zo’n manier dat geluid zich als een golf over haar heen stortte, tot elke gedachte verdronk in een loodzwaar harnas van betekenisloze lettergrepen. Niet zo dat een willekeurige aanraking aanvoelde alsof grofkorrelig schuurpapier tergend over haar huid werd gewreven. En ook niet zo dat een flits als een verpletterende ster haar binnenwereld kon vullen met helwit, splijtend licht. Het was dat alles tegelijk. En meer. Soms, tussen het geweld dat haar zintuigen werd aangedaan, hoorde ze - vaag en ver - een stem. In die momenten was de stem een rode wollen draad, een fragiele verbinding tussen haar en iets wat buiten haar lag, en toch als een horizon thuishoorde in haar. Er waren dagen waarop ze de draad leek aan te raken, haar vingers er voorzichtig langs liet glijden. Het leidde haar steevast naar plaatsen die nooit werkelijk hadden bestaan. Plaatsen waarvan het landschap met een knap uiteenspatte. En wanneer dat gebeurde, voelde ze hartzeer. Soms probeerde de stem de vorm van een gezicht aan te nemen. Maar hoe hard ze zich ook concentreerde, hoelang ze ook probeerde om het beeld vast te houden, het was slechts een muterende vlek. Nu eens meende ze een krijger te zien, gehuld in een Afrikaans masker met uitpuilende ogen en een grijns die kon leiden tot zowel angstaanjagende als geruststellende uitdrukkingen. Dan weer zag ze een vrouw met littekens in haar gezicht, en met een droefheid in haar ogen die niet benoemd kon worden. Langzamerhand ontstond bij Sara het vermoeden dat iemand haar probeerde te bereiken. Maar als ze ergens in uitblonk, was het wel in het verstoppen van zichzelf. Al sinds ze een overgevoelige peuter was, had ze geleerd spiegels om haar heen te visualiseren, glanzende oppervlakken waarachter ze zich veilig kon verschuilen. Ze beeldde zich in dat ze de hele werkelijkheid weerkaatste: zonlicht, geluid, infrarood, magnetische golven, radioactieve straling, … niets kon de blinkende barrières van haar innerlijke wereld doorbreken. Maar de stem was een volhouder. Op onvermoede momenten, waarin ze rust gevonden had, als ze bijvoorbeeld genoot van een pakkend boek, was de stem daar. Zo nu en dan verborg die zich in de kleur okergeel. Een andere keer was het alsof de stem fluisterde vanuit de groeven van een plank, waar Sara’s vingers onbewust langs streken terwijl ze nadacht. De stem was geregeld onstuimig, een windstoot die door haar gedachten schoot en haar spiegels deed rammelen in hun voegen. Dan sloot ze met een op hol geslagen hart in een mum van tijd de kieren van haar spiegelpaleis. Toch kon de stem ook subtiel zijn, voorzichtig, als een dichterbij sluipend luipaard. Zodra haar aandacht verslapte, voelde ze een trilling in de lucht, die zich net onder het oppervlak van haar bewustzijn ophield. De brand van een savannezon, die haar gemoed opwarmde. Ze liet het toe, met ingehouden adem, alsof ze bang was dat ze het verjagen zou. Gestaag, bijna zonder dat ze het doorhad, begon de stem een plaats in haar leven te vinden. Niet als een indringer, maar als water dat onvermoeibaar een kiezelsteen polijst. Op een dag was het zover. Het geduld van de stem had haar vertrouwen gewonnen. Sara sloot haar ogen en in haar binnenste vond een belangrijke verandering plaats. Eerst was het slechts een scheurtje, een bijna onmerkbare barst in de spiegels die zich als een eierschaal om haar heen hadden gewikkeld. Maar meer barsten vonden elkaar. Hun dunne lijnen strekten zich uit als wortels door het glas, tot het begon te splinteren. Het geluid van de spiegels was geen gebroken chaos, maar een klare, haast muzikale klank. En toen kwam het licht. Het sijpelde voorzichtig door de eerste spleten, dunne stralen die op haar huid dansten. Het licht kronkelde zich door de scheuren, drong dieper door, tot de spiegels het begaven en uiteenvielen in een regen van glinsterende scherven. De glanzende stukken glas draaiden als sterrenstof om haar heen; het heelal, dat altijd opnieuw ontstaat uit het grein van een zandloper. Sara was volledig. Ze zweefde in zichzelf als een pasgeboren baby, gewikkeld in de zachte handen van ruimte en tijd. Niet langer overweldigd, maar overweldigend. Een briesje streek langs. De geur van regen hing onmiskenbaar in de lucht.             ’Ik zie dat je eindelijk besloten hebt om te leven,’ zei de stem.

Denis Vercruysse
105 1

Opleiding

  • Letteren en Wijsbegeerte: Germaanse Talen - Universiteit Gent
  • Graduaat Programmeren - Howest Brugge

Publicaties

  • Opgezet spel, Het Venijnig Gebroed - PoëzieCentrum
  • Opnieuw de liefde - Brave new Books

Prijzen

  • Gedeelde vierde plaats Poëziewedstrijd Harelbeke februari 1999
  • 20ste plaats Fantastische Strijdtoneel II 2011