Balanceren
Het is opnieuw balanceren op het randje. Ik sta voor het keukenraam en kijk hoe de zon achter de brug langzaam de velden in glijdt. Een merel imponeert zijn vrouwtje en mij met zijn gezang. Een trio duiven, dicht bij elkaar genesteld op het bladerdak van de berk, sluit de ogen.
De lichten van voorbijrijdende auto’s schudden me wakker. Ja, ik hou echt van deze plek. Een beetje verstopt richting rand van de wereld. De boerenbuiten en de nodige activiteiten zorgen voor de welkome verpozing na een dagje kantoor.
Met mijn botten aan, wandel ik met een jongenspasje over ons kleine erf. Langs de bessenstruiken onder de fruitbomen, naar het water. Op de tippen van mijn tenen bewonder ik de overvolle serrebak. Als alle plantjes slagen in hun groei, weet ik binnenkort niet wat ik eerst moet doen. ‘Wat ben je van plan?’, vraagt mijn lief vanuit een stoeltje bij de kippenren. Met een zak potgrond geklemd tussen mijn armen en lijf sta ik met rode wangetjes naast een enorme bloempot. ‘Venkel zaaien.’ Hij schudt een beetje met zijn hoofd en denkt aan het vele hooi dat ik op mijn vork neem.
Maar ik moet kunnen ontsnappen omdat het moeilijk blijft. Dat inpassen in een wereld waarin je je niet begrepen voelt omdat je niet krijgt uitgelegd hoe dat nu precies met je zit. Onwennig en bang, kom je afstandelijk en koel over. Een verlegen luisteraar die struikelt over de woorden die haar gedachten niet kunnen volgen. Nieuwe mensen, die tast je liever even af. Uit een ooghoek sla je ze gade, achter je rug volg je het gefluister.
Daarnaast ben ik ook ongelooflijk traag. Pieken voor mijn dertigste, dat zal er niet meer in zitten. Ook al zegevierde mijn liefde voor het schrijven in mijn kindertijd en kon ik er mijn tienerverdriet in kwijt, de eeuwige twijfelaar in mezelf rende uiteindelijk heel hard weg voor de leeuwen.Reeds vijf jaar trek ik tijdens de gebruikelijke uren dezelfde schoenen aan en probeer ik onopvallend te passen binnen een of andere maatschappelijke verwachting. Maar als ik heel eerlijk ben, hoor ik thuis aan de schrijverstafel. Met een wand vol boeken als ruggensteun en Max Richter als toeverlaat.
Er valt nog veel te leren, de groei is nog maar net begonnen. Zonder te wedijveren met anderen, maar met een beetje druk van het lief ben ik op zoek naar die zelfdiscipline van het schrijven en schrappen. Van het stoppen met angstvallig weg te lopen van ik wat ik toch zo heel graag doe.
Ons huis is mijn glazen stolp, ons kleine erf een paradijs en in mijn hart is het soms een kleine hel. Angst zet, vaker dan ik zelf wil, een klem op mijn zijn en durven. Dan is het makkelijk vluchten in uitstelgedrag en opgerold als een bolletje liggen knabbelen op rampscenario’s.
Zo nu en dan, staat het water van de ingebeelde ramp tot aan mijn lippen. Dan sluit ik de ogen en tel ik af naar de verdrinking.
Tot hij mijn vermoeide lijf uit het water hijst en we mijn verdriet in slaap wiegen.
(Foto: onbekend)