Toezichthouder van dienst
Achter de aangedampte ramen raast de woelige wind, snokt hij weifelende gele bladeren van hoge bomen, beuk en berk. Tussen statige torens links en zielloze glaspartijen rechts pronkt buiten het laatste uitbundige groen in een grijze waas. Nat gordijn. Striemende detailwisser. En daar zitten ze. Dertig, met hoofdtelefoons achter een muur van opgelichte schermen, onder een zwevend ballet van kille TL-buizen. Op het vaalblauw gemarmerde linoleum staar ik naar een verloren snipper uit een onbekend verleden. Hier gebeurt het. Hier tussen afgeleefde lichtgrijze blinden en verdwaalde marineblauwe monstergordijnen die hoger reiken dan de reusachtige dubbele lokaaldeur. Hier waar slechtgeplaatste Korintische zuilen het hoge plafond dragen en loshangende kabels leiden naar niets. Hier aan deze nephouten banken zwoegen ze op zichzelf, schrijven ze geschiedenis voor hun eigen toekomst. Hier wacht ik. Wachten tot het wilde waaien stopt en het laatste scherm zal doven.