LeenB

Gebruikersnaam LeenB

Teksten

Babel. Of het voorgeslacht van Ikaros

In de warme woestijnlucht aan de oever van de Eufraat hangt rozenwater, vanille, oranjebloesems en jasmijn. In het mythische Babylon groeit een gigantische ziggurat, een door mensen gebouwde toren, een opgestoken middelvinger naar de Schepper. Er klinkt geroep, de werklieden hijgen en kreunen terwijl ze zware stenen omhoog hijsen met katrollen. Ezels en kamelen sjokken tussen de werken door. Mannen die uitgeput neervallen worden weggehaald en prompt vervangen. In de smidse brandt dag en nacht het vuur. Het gekletter van hamer op aambeeld, van metaal op metaal klinkt onafgebroken. Het heuvelachtige landschap lijkt in het niets te verdwijnen achter de toren en achter haar belofte van wat zal zijn. De hitte blaakt op hen neer, alsof de zon tracht te verhinderen dat het voorgeslacht van Ikaros dichterbij komt. Terwijl de bewoners van Babylon werken en sleuren en afzien en nog meer werken en sterven en worden vervangen, is er één man die met strenge blik alles gadeslaat. Op een nabijgelegen heuvel kijkt hij toe hoe zijn bouwwerk vordert. Zijn mantel en hoofdbedekking zijn vervaardigd uit dure ossenbloedrode stoffen. De staatsmantel wordt van de grond gehouden door een jonge knaap. Nonchalant leunend op zijn staf, luistert hij naar de verslagen van zijn raadsheer. De man heeft donkerbruine ogen, een verzorgde zwarte baard, een olijfkleurige huid met strakke gelaadstrekken. Hij is Nimrod, de Allereerste Koning van alle mensen, de Gigant, het legendarisch archetype voor alle jagers, degene die rebelleert tegen God, zoon van Kush, kleinzoon van Cham, achterkleinzoon van Noach, incarnatie van Marduk, echtgenoot van Semiramis. Hij heerst over Babylon, over Uruk, over Akkad en over alle steden.

LeenB
25 1

Haak

Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Er lijkt geen einde aan te komen.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Ik hoor niets anders meer. Die ellendige klok. Nog voordat ik mijn vermoeide, bloeddoorlopen ogen open, wanneer ik mezelf terug naar bed sleep, doorheen de dag, mijn dromen zijn gevuld met het getik van een klok die ik niet kan vinden.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Alles zou ik doen, alles voor een paar seconden zalige volledige stilte. Hoe lang is het geleden dat het helemaal stil was in mijn hoofd? Ik kan het me niet herinneren. Welke dag is het? Het is zeker vier dagen geleden sinds ik heb geslapen. Of dat denk ik toch. Dag en nacht vloeien in elkaar over. Alles is schemer.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Alle besef van tijd ben ik verloren. Ik kan het niet meer aan. Ik wil gewoon slapen. Ik wil gewoon rust. Rust en stilte. Zoete zalige stilte. Ik kruip rond op handen en knieën als een beest, op zoek naar de bron van het getik en getak en getik en getak. Ik kan het niet vinden. Ik vind niks meer. Niks. Het concept ‘niks’ begrijp ik niet meer want er is altijd iets tegenwoordig. Altijd getik.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Het heeft zichzelf aan mij vastgezogen en laat niet meer los. Dat getik en getak. Het heeft zichzelf vastgemaakt in mij, die klok. Welke klok? Hoe is die hier ooit gekomen? Ik herinner het mij niet meer. Het enige wat ik me herinner is getik en getak en getik en getak en   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… GENOEG! Ik begin te schreeuwen en blijf schreeuwen en kan niet stoppen want als ik stop begint het weer. Schreeuwend, jammerend, smekend stommel ik rond op zoek naar… naar wat? Naar iets. Naar niets. Ik weet het niet. Ik zal het wel weten wanneer ik het vind.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Wanhoop. Radeloosheid. Niemand kan mij helpen. Absolute allesverlammende paniek. Is er nu een dag voorbijgegaan of een uur of een paar minuten of?   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Ik wil niet meer eten. Wanneer ik kauw gaat dat in hetzelfde ritme als de klok. Alles is het ritme van de klok. Ik wil ontsnappen aan het geluid. Als een rat in het nauw gedreven die elke mogelijkheid zoekt om weg te geraken, zo voel ik mij in het nauw gedreven door de onzichtbare klok.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Er is geen toekomst en geen verleden meer. Er is alleen nog maar nu. Nu tikt de klok verder. De Tijd is gestopt en gaat toch genadeloos verder. Ik zit opgesloten in een geheim moment en de Tijd is mijn bewaker.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Gehaast zoek ik verder. Naar wat? Ik weet het niet. Naar soelaas, verzachting, troost. Snikkend, jammerend, kermend zoek ik. Dan vind ik het instrument dat me zal bevrijden uit mijn eeuwigdurende lijden. De adem stokt in mijn keel. Bevend neem ik het mes vast dat in het midden van de keukentafel ligt, in een lichtstraal doorheen de schemering.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… De klok zit in mij. De enige logische oplossing is om de klok eruit te halen. Wie heeft die daar gestoken? Ik weet het niet. Wat ik wel weet, is dat ik het eruit moet halen. Het moet eruit. Het moet er nu uit. HET MOET ER NU UIT.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Het mes is niet scherp genoeg om in één keer door mijn ribben te geraken. Het doet zoveel pijn. Ik ben vastberaden en snijd verder. Ik val op mijn knieën, verlies bijna mijn bewustzijn, maar het geluid van de klok houdt me wakker. Dat ellendige getik. Schreeuwend maak ik een draaiende beweging met het mes. Zo dichtbij. Ik voel dat de klok tegenwerkt. De klok wilt helemaal niet naar buiten.   Tik… Tak… Tik… Tak… Tik… Tak… Ik hap naar adem en laat het wapen vallen. Bevend graai ik in het slijmerige vel. Versplinterde ribben halen mijn vingers open. Ik voel het niet meer. Dan grijp ik de klok vast. Ik voel het tikken in mijn hand. Het tikt zo snel. De euforie van mijn overwinning zorgt ervoor dat ik licht word in mijn hoofd. Ik trek de klok uit mijn lijf. Daar zie ik het verwerpelijke martelinstrument dat me zo lang heeft gepijnigd. Ik knijp erin en zie het uiteenspatten terwijl ik eindelijk rust vind.   Stilte.

LeenB
52 2

De vrouw die haar hamster savooikool gaf

De meeste mensen die als kind een hamster hadden, hebben minstens één getraumatiseerd verhaal overgehouden aan hun huisdier. Het is algemeen geweten dat veel hamsters sterven op vreemde manieren. Voor Serafine Montagne is dat niet anders. Serafine woont in een klein appartement met haar nieuwste hamster Gerald. De vorige hamster, meneer Sniffels, was een kleine maand geleden om het leven gekomen. Op een nacht was hij ontsnapt uit zijn hok. De deur naar de badkamer stond open en daar was meneer Sniffels omhoog geklommen. Serafine vond de hamster pas laat in de ochtend, drijvend in de wc-pot. Dat was de achttiende hamster die ze was verloren. Gerald was nummer negentien. Ze blijft nieuwe hamsters halen, want de kleine beestjes vindt ze gemakkelijker in de omgang dan andere mensen. Serafine komt het liefst zo weinig mogelijk buiten. Ze vermijdt mensen wanneer het even kan en houdt liever conversaties met haar pluizige huisgenoot. Op een zonnige novemberochtend sloft ze haar slaapkamer uit in een flanellen vaalroze kamerjas. Geeuwend zet ze een verse pot koffie. Terwijl ze blaast op haar stomende mok, sloft ze verder richting de grote hamsterkooi die een prominente plaats inneemt in de woonkamer. Door de stoom wasemt haar bril aan en Serafine zet de kop voorzichtig neer op de salontafel om de bril schoon te vegen. “Goeiemorgen, m’n liefje”, kirt ze intussen. “Heb je honger?” Gerald de hamster ziet er zelf nog slaperig uit en knippert met zijn donkere kraaloogjes in haar richting. Hij deinst achteruit wanneer Serafine het hok opent. Ze steekt haar hand naar binnen en Gerald probeert te vluchten voor de intrustieve reuzin die zijn rust komt verstoren. Het is tevergeefs. Ze grijpt hem vast en brengt de lichtbruine hamster dicht bij haar gezicht. “Dag meneertje Gerald, heb je goed geslapen?” Ze stelt de vraag alsof ze verwacht dat hij elk moment antwoord kan geven. Serafine bestudeert hem nog even terwijl Gerald - intussen klaarwakker - zich vruchteloos probeert los te wrikken. Uiteindelijk zet ze hem terug en aait met haar wijsvinger liefdevol over het lijfje van de bevende hamster. Nadat ze het deurtje van het hok weer heeft gesloten, draait ze zich vastberaden om. “Goed. Tijd voor ontbijt.” In zichzelf neuriënd opent ze de koelkast en haalt er een gehalveerde savooikool uit. Vanuit de hamsterkooi houdt Gerald haar nauwlettend in de gaten. Bij het eerste zicht op de kool, springt hij piepend recht en duwt zijn voorpootjes tegen de tralies. Serafine grinnikt. “Ja ja, rustig maar.” Ze hakt de savooikool in dunne reepjes met een groot koksmes. Met een bakje vol savooikool gaat ze terug naar de kooi, waar Gerald intussen luid piepend rondjes loopt door de houtschilfers. Een kleine stofwolk stijgt op en daalt weer neer wanneer de enthousiaste hamster tot stilstand komt en zich omhoog richt aan het deurtje. Hij stort zich al op de koolreepjes nog voordat Serafine het bakje goed en wel heeft kunnen neerzetten.   De volgende ochtend voltrekt zich hetzelfde tafereel. Serafine zet koffie en zegt goedemorgen tegen Gerald. Daarna loopt ze naar de koelkast en haalt er de overschot van de savooikool uit, waarop Gerald helemaal gek wordt en het bakje met de kool in stuift. De ochtend daarna verloopt bijna hetzelfde. Serafine zet koffie en zegt goedemorgen tegen Gerald. Daarna loopt ze naar de koelkast, maar deze keer haalt ze er geen savooikool meer uit. Gerald ziet vanuit zijn hok niet dat de savooikool op is en begint in anticipatie alvast te piepen en rondjes te lopen. Wanneer hij zich op het eetbakje wilt storten, houdt hij abrupt halt. Hij snuffelt aan het bakje, schuifelt eromheen… gaat nog eens naar de andere kant, snuffelt nog eens… Hier zit helemaal geen verrukkelijke, sappige, succulente savooikool in! Zijn bakje is gevuld met granen, zaden en… droge brokjes! Prompt keert Gerald zich om en gaat in een hoekje van de kooi zitten, met zijn stompe staart richting het verraderlijke eetbakje. Serafine begrijpt er niets van. “Wat is er toch aan de hand, m’n liefje?” vraagt ze bezorgd.   Twee dagen gaan voorbij, Serafine probeert alles om Gerald te laten eten. Ze geeft hem hamstersnoepjes, die hij niet aanraakt. Ze probeert verschillende soorten zaden, granen en bessen, waar hij niet eens naar kijkt. Ze geeft hem rauwe en gekookte broccoli, wortels, sla… Intussen lijkt Gerald zachtjes weg te kwijnen. Hij stopt zelfs met drinken en loopt niet meer in zijn rad. Ten einde raad gaat Serafine naar de supermarkt. Ze verdringt hoe vreselijk ze het vindt om buiten te komen, onder de mensen. Terwijl ze in de groentenafdeling staat, valt haar oog op een stapel savooikolen. Plotseling herinnert ze zich hoe Gerald enkele dagen geleden nog helemaal gek werd toen ze zijn bakje daarmee had gevuld. Serafine slaakt een kreet en propt alle savooikolen in haar winkelmand. Ze haast zich naar huis. “Meneertje Gerald, liefje!”, roept ze bij het binnenkomen. “Ik heb het! Ik heb je savooikool!” Gerald ligt zielig op de bodem van het hok. Hij heeft zich ondergenesteld in de houtschilfers, alsof hij zichzelf wilt begraven. Serafine neemt een van de kolen uit haar tas en houdt die tegen de tralies. Geralds snuit beweegt op en neer. Wanneer hij de savooikool gewaarwordt, slaan zijn oogjes helemaal open en springt hij recht. Serafine snijdt de kool in stukken, Gerald eet zijn buikje rond en loopt al gauw weer rondjes in het hamsterrad.   De rest van de week loopt weer zoals voordien. Elke dag zet Serafine koffie en zegt ze goedemorgen tegen Gerald. Daarna loopt ze naar de koelkast en haalt ze daar een deel van de savooikool uit, waar Gerald zich elke dag weer op stort alsof hij compleet uitgehongerd is. Na een tijd begint hij minder snel verzadigd te geraken. Serafine moet hem telkens meer savooikool geven om hem rustig te krijgen. Ze moet tegenwoordig veel vaker naar de markt dan ze eigenlijk zou willen. Gerald eet op den duur bijna een volledige kool per dag. Hij is drie keer zo groot als enkele weken geleden.   Een maand nadat Serafine Gerald voor het eerst toevallig savooikool voederde, kunnen de tere hamsterdarmpjes van Gerald zijn fixatie niet meer aan. Hij is nu vijf keer de grootte van een normale hamster. Wanneer hij op een namiddag richting zijn rad sjokt, valt hij plotsklaps neer. Serafine vindt hem niet veel later. Ze probeert hem nog te reanimeren, maar tijdens deze actie duwt ze al het opgehoopte gas van de savooikool uit Geralds lijfje naar buiten. De stank is ondraaglijk. Kokhalzend gooit Serafine het stinkende hamsterlijkje in de vuilbak. Ze trekt haar jas aan en vertrekt naar de dierenwinkel. Hamster nummer twintig zal ze geen savooikool geven.

LeenB
41 3