Loret

Gebruikersnaam Loret

Teksten

Cafeetje

In een cafeetje in het midden van het dorp waarin wij leven, zitten wij. Je vraagt me op te staan. Je kijkt me aan terwijl ik zonder woorden vraag naar het waarom. Ik doe wat je me opdraagt en je vraagt of je al mijn zorgen weg mag nemen. Al mijn leemten, al mijn pijn. Dat mag je niet, zeg ik, het moet er zijn. Nog wat wijn? Ik knik de barman ja, mijn glas stroomt vol. Even snel terug leeg zoals een plas op straat, opgezogen door een uit het niets oprukkende, drukkende hitte. Ik kus je welterusten, loop de deur door en verdwijn in de smoor van de opkomende ochtend. Eén, twee, drie, nee. Zo snel kun je me niet bereiken, dat is goed. Er is geen VTM, er is geen gsm, laat staan smartphones. Je stuurt brieven. Ons geduld wordt op de proef gesteld, maar er is ruimte. Geduld wordt geduldig geduld. Verveling hoeft niet te worden opgevuld door een eindeloze stroom aan woorden. De buis is grijs, er is niets op - wat een geluk. Mocht er eindeloos veel op zijn, het was nooit meer stil. Hoe zouden we kunnen denken? Stil is het. Ik aai de hond vanuit mijn hurkje. Tot plots de telefoon roept vanop het krukje naast de buis. Ik veer op, neer, op. Hallo? Ah, toch iemand thuis! Wat een plezier je stem te horen. We praten, we verhalen, laten de tijd in zinnen verdwalen, dwalen af en komen terug. Tot straks, tot straks, tot vlug. Vier uur, de hoorn ligt terug neer. De omgeving maant me aan te nietsen. Ik staar voor me uit en ga op wandel in mijn diepten. Aan de ingang van de zaal roep ik jouw naam door het kabaal heen. Je baant je een weg door al het volk en begroet me hallo, hey. Alles goed met mij, met jou? In de hoek staat een jongen met een toestel in zijn hand. Zijn rolletje bevrijdt hem enkel momenten van betekenis vast te leggen. We dansen en we springen, we zingen mee met de muziek. We maken ons geen zorgen, morgen weet niemand wat wij deden, wie wij waren hier en nu. We verlaten het bonzen van de bassen, we laten ons verrassen door wat nog komen gaat. De nacht behoort ons toe. De diepste gesprekken spreken in het diepste diep van nachten en we luisteren. Een gesprek van jou en mij is enkel van mij en jou. Er vallen stiltes en dat mag, laten we luisteren. We zitten naast elkaar, we luisteren. De koude trekt aan onze armen, tijd om te verwarmen. We kennen zoveel plaatsten, we gaan terug naar wat we kennen. In een cafeetje in het midden van het dorp waarin wij leven, zitten wij.

Loret
0 0