Ik sta in de gang van het ziekenhuis. In mijmer- en wachthouding. Hospitaal, ziekenhuis, kliniek, gasthuis. Woorden genoeg voor een plaats waar je niet wil zijn. Het ene woord is al ouder dan het andere.
Ik denk aan ons bezoek aan het Brugse Sint-Janshospitaal uit de 12e eeuw. Nu is het een knap museum. Daar las ik over aderlatingen, die door een barbier-chirurgijn werden uitgevoerd. Ze waren tegelijkertijd kapper, drogist, tandarts, dokter en apotheker. De mensen waren ervan overtuigd dat een zieke kon genezen door veel bloed af te tappen. Het was een kwestie van levenssappen en de balans in het lichaam te herstellen. Bij kapperszaken zie je soms nog van die typische kapperspalen met witte, blauwe en rode strepen die in een spiraal ronddraaien. Die zijn gebaseerd op de wapperende doeken vol bloed die als een spiraal aan een stok hingen te drogen.
Gedaan met mijmeren. Ik sta op de gang omdat de kamer leeg is. De persoon is samen met het bed weg voor een ingreep. Een toestel op de kamer houdt niet op met piepen. Dat had je in de 12e eeuw natuurlijk niet. De stekker uittrekken durf ik niet. Ik heb de tv aangezet, maar de match Union Sint-Gillis tegen Liverpool overstemt het gepiep niet. Dan maar de deur dicht en de gang op.
In de verte komt een verpleegster aan. Of ze weet hoelang de ingreep nog zal duren. Nee, dat weet ze niet, want dit is haar sectie niet meer. Ze wijst naar een lijn op de vloer die ze net heeft gepasseerd. Ze is wel zo vriendelijk om het gepiep af te zetten. Mijn vraag moet ik aan de balie stellen.
Union Sint-Gillis wint de wedstrijd tegen Liverpool met 2-1. Dadelijk nog wat meer goed nieuws en we kunnen weer verder. Zonder aderlatingen.