afbijten
wacht maar tot ik groot ben, en sterk en veel kan
kleurpotloden beet ik kapot, wilde er grauwe weg
eentonige kleur in nonnenschort en meisjeskleren
als op een jongen leek ik, bolle wangen, korte knip
iets mankeerde, of potloden met zonder uiteinde
of ik, de geschondene, mijn kinderhart meer kleur
en gelijkheid tussen rijen banken, ik, strijder wel
niet die heldin, in stilte beet ik af, stof van stoel
weinige vrienden, er was ongelijk en denkpatroon
aldus verging kleur, vervaalde roep, grauwe schort
tot pen me terugriep, en ik al dameskleren droeg
wascos vervingen kleurpotloden, afbijten kon niet