Als zijn ogen konden roepen, schreeuwde hij mijn oren net niet doof. Ik incasseerde elk geluid dat zijn heftige en drukke mond voortbracht, en vergat zelf wat ik bij hem teweegbracht. Als een te zacht gespannen boksbal, ving ik iedere uitbarsting op, en verloor mijn balans ergens in het midden. Zwarte plekken kleuren mijn ziel en kleven aan een ontregeld zenuwstelsel. In enkele maanden tijd wiste ik, naast mezelf, ook enkele herinneringen uit. Daar waar de hemel blauw diende te kleuren met hier en daar wat schapenwolkjes, vielen mijn lichtpuntjes als vallende sterren geleidelijk aan naar beneden, tot het donker werd. Mijn mond smaakt bitter. Ik lust allang geen zoet meer.