‘Zeg het dan, als je durft!’
Ik richtte mij iets op en zag de schreeuwende de man met te veel open knopen, met te veel krullend borsthaar en met te veel kettinkjes om zijn nek. Hij had in zijn ene hand een literfles Kronenbourg en in zijn andere hand een halfvol bierglas. Vier tafels, twee met gezinnen, een met een bleek stelletje met baby en een met bejaarden, hinderden mijn blik. Ik wurmde heen en weer om het spektakel te zien.
‘Maar trek niet dat heilige smoeltje,’ vervolgde hij. De aangesproken vrouw schokschouderde en bestudeerde haar glas pastis.
Mijn vriendin keek in een flits geërgerd om en zei: ‘Laten we weggaan, geschreeuw van proleten kan ik niet aanhoren.’ Ze schoof weg achter een parasol. ‘Wil ik niet aanhoren op mijn vakantie. Ik reken af en ga daarna naar het toilet.’ Ze hield haar hand vlak voor mijn neus. ‘Ik zie je zo aan de uitgang van het café naar het strand.’
Ik deponeerde voldoende franken in haar hand en ze trippelde vlug weg op haar sandalen met kurken plateauzolen.
Het bruin-oranje hoedje op het hoofd van toegeschreeuwde vrouw bewoog heftig, helaas klonk haar stem zacht. Door de luidspreker bij de deur zongen de Poppys zo boos dat er niets veranderde, dat ik haar niet kon verstaan. Wel was wat de vrouw zei, uit de reactie van de borsthaarman op te maken.
‘. . .’ zei ze vermoedelijk.
Hij antwoordde: ‘Ik weet dat iedereen ons hoort, ik ben niet gek, maar niemand kan ons verstaan.’
Deze uitspraak bevatte vier delen, waarvan één deel (hij was niet gek) niet te verifiëren was, daar had ik te weinig data voor, twee delen wel te verifiëren waren en correct (iedereen hoorde zijn geschreeuw, én dat hij het wist). Het laatste deel was niet waar, het terras was nog geen honderd meter van onze camping met voornamelijk Belgen en Nederlanders, en de Middellandse zee klotste bijna tegen zijn voeten. In het lauwe water dreven op dat moment meer Nederlandssprekenden dan zeemeeuwen. Minimaal driekwart van de gasten op het terras volgden geïntereseerd de woorden van het gesprek en de overigen konden uit zijn toon en gebaren opmaken wat hij bedoelde.
Mijn vriendin wiebelde door het zand naar het toilet aan de zijkant van het barretje, straks gingen we teenslippers kopen. Ze had nog nooit gekampeerd en ik gaf haar een spoedcursus. Haar weglopen zag er, door mijn achttienjarige ogen, goddelijk uit. Ze verdween snel door het deurtje en ik probeerde weer over de hoofden heen het ruziënde stel te observeren.
‘. . .’ zag ik de vrouw met het hoedje zeggen.
‘Precies, van die bleke nozem met zijn gekleurde plastic balletjes die vanmorgen meedeed bij je Jeu de boules toernooi.’
‘. . .’
Hij vulde zijn glas, gebaarde met de fles in de richting de camping en zei: ‘Ja, heel goed geconcludeerd, in die grote caravan bij het muurtje. Terwijl die sukkel bij jou op het grind met zijn handen aan zijn balletjes zat, zat zij aan de mijne.’ Hij nam een slok. ‘Die caravan heeft prima vering.’
‘. . .’
‘Nee, ik schaam me niet. Je vertelde de afgelopen week duidelijk maar liefst zeven keer: “tussen ons is het over” en elf keer: “thuis splitsen onze wegen,” ik heb het geteld.’ Hij keek suprieur naar zijn vrouw. ‘Maar wat blijkt vandaag? Ik ben een gezonde, productieve jongen: aan mij ligt het niet.’
‘. . .’
‘Als je het echt wilt weten, dat kittige dingetje met die rode haren. Die vanmorgen op naaldhakjes naar de douche liep.’
‘. . .’
‘Dat was niet zijn oudere zus, ze reist met hem mee omdat hij alles voor haar betaalt. Net zoals ik alles voor jou betaal.’
‘. . .’
‘Wat nou zielig? Hij hoopt deze week ontmaagd te worden. En als dat lukt, is het een bofkont. Zij straalt drie klassen hoger in stijl en performance.’
‘. . .’
‘Niets mis met een beetje ordinair. Als jij die hotpants met een tijgerprintje zou dragen, hoef ik niet om mij heen te kijken.’ Hij zette het glas met een tevreden klap op tafel.
Ze stond op, pakte zijn glas en gooide de rest van het bier in zijn gezicht.
Anderhalf uur nadat ik de spullen van mijn - inmiddels ex - vriendin én het beddengoed uit de caravan van mijn ouders had verspreid onder de pijnbomen van camping Le Dramont, reed ik in mijn tweedehands Opel Rekord op de Route du soleil in noordelijke richting. Hoe zij thuis is gekomen? Geen idee.
Ontmaagd werd ik die avond ter hoogte van Dijon in de eerder genoemde caravan door een, in mijn jonge ogen wat oudere, dame die een lift nodig had en een week daarvoor besloten had dat het over was tussen haar en haar man met te veel krullend borsthaar.
Ik denk hier na achtenveertig jaar met een goed gevoel aan terug. En weet u waarom ik hier, bijna een halve eeuw later, aan denk?
Mijn kleinzoon belde dat hij bij Saint Raphaël gaat kamperen, voor het eerst met zijn vriendinnetje.
Of ik nog tips weet over de omgeving.