Beste J
Een bataljon fietsers valt de ochtend aan. Als een troep hongerige wolven stort ze zich op de natgeregende stad. Ergens tussen die losgelsagen meute kun je nog net een gefronst gezicht ontwaren, half verscholen in een kap met manen van nepbont. Het is een jonge vrouw. Ze voelt de adrenaline van de ganse groep door haar aderen stromen terwijl ze wild op de pedalen trapt. Haar gezicht glanst en van hieruit is het moeilijk te zien of dat door de regen of door de tranen komt. Ze gaat rechtstaan op de trappers, ritmisch zwiept haar gewicht van het ene op het andere been, van de ene in de andere gedachte (dit is het moment waarop een stemmetje in mijn oor fluistert dat een brief zulke hoeveelheden poëtisch-proza misschien niet aankan. Dat dit niet de juiste plaats is voor experimentele hersenspinsels. Jawel. Juist wel. Juist hier.) Een windvlaag rukt de adem uit haar longen. I'm alive! denkt ze, Alive and kicking! (vooral dat laatste)
Groetjes
L