De afwezigen waren niet aanwezig. Je kon hen geen ongelijk geven. Ze schreven geschiedenis op het naaktstrand van Bredene. Ik daarentegen zat op mijn grootmoeders schoot te wachten tot de soep was afgekoeld. Het jaarlijkse familiefeest was niet iets waar ik naar uitkeek. Mijn nonkels en tantes kronkelden in hun miserie. Mijn grootouders klampten zich vast aan hun enige normale kleinkind. Ze vochten om mijn gratie. De eerste die mij te pakken kreeg, liet mij de hele avond niet meer los.
De volgende ochtend stond ik voor dag en dauw op. Ik fietste langs kreken op zoek naar zeldzame vogels. Verrekijker en notitieboekje waren mijn compagnons de route. Ik zag aalscholvers, blauwborstjes, futen, kluten, scholeksters, bosrietzangers, tafeleenden en wulpen. Mijn favoriet was de bruine kiekendief. Sierlijk en zelfbewust zweefde hij boven het riet. Hij negeerde mij totaal; een natuurlijke vijand was ik niet.
Als ik thuiskwam was mijn vader in de kelder aan het driebanden. Op eender welk moment van de dag, eender welke dag van het jaar was mijn vader in de kelder aan het driebanden. Hij speelde graag drieband. Rekende de juiste hoek uit, plaatste het juiste effect en gaf de juiste afstoot. Hij speelde tegen zichzelf en won altijd. Soms deed ik mee. Dan was hij stiekem heel erg blij. Na twee uur was het etenstijd; bruine rijst met groenten uit de tuin. Vanaf een bepaalde leeftijd mocht daar gelukkig Ketchup bij.