Een schaap zonder hoofd is een aap en stap niet met die moonboots in je ferrari! Doch. Hij is al onderweg de beul van mijn gemoedsrust.
Het suist gezwind langs winterwegen. Zo door het Dronken Land van Saeftinghe tot aan dat doelloos dorp met zijn gebroken kerk.
Er liggen ginds veel mensenresten. Allemaal en alles op zijn conto. Nochtans. Vroeger gaven lieve geesten mij best veel.
Een hemel om te dromen. Een bodem waar ik landen kon. Ja, neerstorten mocht ook. Lang heb ik schoon geloofd.
Dat het zo zacht kon zijn. Hoe diep ik slapen mocht. Waar malse dagen wachtten. Daar heb ik gewoond.
Tot de hel losbrak. Er onder elke deur een briefje stak met een gedicht dat ik nog snel verzonnen had.
Echt. Als je wilt. Dan ben je me alsnog niet kwijt. Zo sprak een monding mild tot de rivier die bang was alles te verliezen.
Op een ander stukje oud papier leefde nog hoop. Het was immers veel beter om de droom nog wat te rekken want zo veel trekt aan mijn ledematen, als het einde aan een nieuw begin.
Zomaar in één ruk. Straks in die bocht zal het gebeuren. Daar. Achter die boom. Met zijn bijl. De kop eraf en weerom zal ik sidderen.
uit de reeks 'Waanhoop'