Het is maandag. De lucht is grijs en voelt kil aan. Het is buitengewoon stil wanneer de roltrap me op het plein Zwarte Vijvers in Molenbeek duwt. Er komt me geen geur van warme broodjes of look tegemoet zoals op andere dagen. En ook de helblauwe lucht en de snijdende winterwind waar ik zo van hou zijn afwezig. Er zit dus niets anders op dan zo snel mogelijk te stappen in plaats van slenterend te genieten.
Net als ik wil oversteken valt mijn oog op de stoeprand. Of beter in het keelgat van een duif.
Keelgat mag je hier zeer letterlijk nemen. Er liggen drie duiven op de stoeprand met elk een gat in hun keel ter grootte van een klein ei. Vol afschuw draai ik me om en loop door, maar ik krijg het beeld niet van mijn netvlies geveegd. Het doet me denken aan die ochtend dat de buurvrouw me kwam zeggen dat Kurt rost Pietje had dood geschoten. Ik was toen 14 jaar en smoorverliefd op Kurt. De buurvrouw wist dat en toch vertelde ze het zonder veel details en liet me dan achter. De buurvrouw was een opgetutte dame uit Brussel die zo deftig en beheersd was dat ze de jonge liefjes van haar man met een zure glimlach verdroeg. Daar stond ik dan, een verdwaalde tiener, met honderden vragen in mijn hoofd, maar ik kreeg geen geluid meer uit mijn mond. Ik had een hekel aan rost Pietje. Als kind vond hij niets leuker dan mij en mijn vriendinnetje te pesten. Zes jaar lang hebben we dat moeten dulden. Tot hij groot genoeg was om zich met andere dingen bezig te houden. Wapens blijkbaar. Ik kreeg direct een schuldgevoel voor alle vloeken die ik als kind over hem had uitgesproken. Misschien was ik echt een heks en was Pietje door mijn schuld dood? Pas uren later heb ik vernomen dat het niet mijn Kurt was die had geschoten en dat het eigenlijk allemaal een ongeluk was. Ze hadden met oude wapens zitten spelen en een kogel die had vastgezeten was los gekomen en recht door het achterhoofd van Pietje gegaan.
Misschien waren de duiven ook zo aan hun einde gekomen, door een ongeluk, of door rebels
tienergedrag? Hadden de jongens hier op het pleintje al spelend naar elkaar geschoten en waren de duiven ertussen beland? Of was er een burenruzie uit de hand gelopen? Of zouden de bewoners hier dagelijks een aantal duiven schieten om dan lekker gaar te stoven? Dan waren hun ogen groter dan hun buik geweest en dat klopt niet met het beeld dat ik de voorbije jaren ontwikkelde over de bewoners hier. Voedsel wordt hier niet verspild, maar met de buren gedeeld. Nee, de duiven lijken brutaler aan hun einde gekomen te zijn, alsof er een gepantserd voertuig met grote pinnen op de bumper gepasseerd is waarop de drie duiven tegelijk vastgepind werden. Dat moet dan wel zelfmoord geweest zijn, of waaghalserij van een paar jonge duiven die elkaar uitdaagden. De man achter het stuur moet van totale schrik de duiven op de stoep gegooid hebben. Het zou ook geen zicht zijn om in een zwarte geblindeerde wagen met drie duiven als trofeeën vooraan je bumper door Molenbeek te rijden. Dan denkt de plaatselijke politie helemaal dat ze in één of andere maffiafilm terecht gekomen zijn en gewoon in het wild mogen schieten.
In gedachten verzonken voel ik de kilte niet meer. Aan het groentewinkeltje ruik ik het verse fruit. Een vlucht lichtgrijze duiven maakt een sierlijke beweging over mijn hoofd. Dat waren de mooie duiven die steeds de aandacht trokken door één of andere kunstzinnige dans. Nooit zag je ze bedelen om eten of zenuwachtig rondpikkelen. Ze leken wel uit prinselijke oorden te komen, enkel om wat schoonheid in de stad te brengen, nooit om onze rust te verstoren. Misschien behoorden de drie dode duiven wel tot een onruststokende gangsterbende en werden ze door de duivenpolitie neergekogeld met de lechees van het groentewinkeltje op de hoek? Ze leken wel gangsters nu ik eraan denk. Het waren niet de verzorgde duiven die respectvol uit de weg gingen en hun behoeften aan de muurkant achterlieten. Nee, de duiven op de stoeprand waren van de vuile bende, die hun groenwitte slijmerige behoeften over het hele plein lieten vallen, zodat je bij regenweer gegarandeerd op je bek ging als je de metro uitkwam. En dan weet ik het plots... De drie duiven stonden wellicht heel hard te lachen wanneer er weer een oudje tegen de grond ging. En deze keer was het oudje in totale woede met zijn wandelstok de duiven te lijf gegaan. Zo is het vast gegaan. En niemand durft de duiven nu weghalen uit respect voor dat oudje. Ik ril nog even en dan verdwijnt de dode duivenbende samen met wijlen rost Pietje voor altijd ergens in mijn achterhoofd.