De helleveeg verzuurt mijn zicht, haar beeltenis brandmerkt mijn geheugen. Mijn oren verheerlijken de stilte in haar afwezigheid. Ze breekt de vliezen van menig zwangere vrouw en zij baren monsterlijke gedrochten, allen vervloekt en lelijk. Ze dweilt de vloer met zoute tranen van arme weldoeners een eeuwigheid lang gevangen in haar diabolische monoloog. Ze steelt de zuurstof van tot bedrust toe veroordeelde ziektelijders en steelt de levenslust van elke voorbijganger die haar trommelvliesverwoestende decibels niet kan ontsnappen. De helse klanken van de helleveeg weergalmen door de stenen gangen en niemand blijft gespaard. Mij zal ze niet krijgen, het beruchte wicht. Haar tirannie verdient een einde en ik zal het haar bezorgen. De helleveeg heeft haar laatste vloer geveegd, ik veeg de vloer met haar gezicht. Wat ooit over de stenen gangen geloofde te heersen vervult mijn geest nu met een eindeloos gekrijs waar geen bekroonde symfonie aan kan tippen, een varken tijdens die laatste luttele momenten van besef vlak voor het geslacht wordt. En slachten zal ik doen, bruusk en theatraal. Alles besmeurend. De helleveeg zal de pijn in haar laatste luttele momenten van besef aan mij te danken hebben en ik zal de rust vinden in de stilte tussen stenen muren en het bloed aan mijn doordrenkte schort.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.
