Het gaat niet zo goed met de wereld, denkt Fienke en koopt een zwarte sjaal.
De sjaal kost vijf euro.
De moeder van Fienke is werkloos.
De vader ook.
Gelukkig is er het OCMW, denkt Fienke.
Fienke loopt door de winkelstraat. De zwarte sjaal hangt rond haar nek. Ze wordt aangekeken. Door iedereen. Iemand werpt een rotte tomaat tegen haar hoofd en roept: 'Jouw soort helpt de wereld om zeep!'
'Welke soort ben ik?' vraagt Fienke zich af.
Het huis van Fienke heeft geen voordeur.
'Wij zijn open mensen. Met open gedachten', zeggen haar ouders steeds tegen haar.
Diezelfde ouders liggen nu uitgeteld in de zetel te snurken.
Fienke legt de zwarte sjaal over haar moeder. Ze is al zo mager, ze zal wel kou hebben, denkt Fienke.
Een geile buurman loert naar binnen en denkt: het valt wel mee met de wereld.