We zijn op weg naar Brussel, voor een concert van onze favoriete band. Ze spelen voor de tweede avond op rij een uitverkochte show. "Heb je gezien wat ze gisteren speelden?", vraagt mijn vriend aan het stuur naast me. "Serieus, staat die playlist online?", vraag ik terwijl ik mijn telefoon uit mijn broekzak haal.
"Ze spelen nooit twee avonden na elkaar allemaal dezelfde nummers", zegt hij. "Anders is het voor hen ook niet plezant." "Ja, daar is iets van", zeg ik. "Dat is alsof je elke dag hetzelfde zou eten. Alhoewel, vroeger bakten we thuis op maandag de overschot van de op zondag gekookte aardappelen in de pan. Met wat er over was van de groenten. Ik vond het dan nog beter smaken.” We hebben tijd om over vroeger te mijmeren.
"Ze hebben gisteren 'Hesitating beauty' gespeeld", zeg ik met een blik op de setlist. "Wist je dat Woody Guthrie die song geschreven heeft?" Natuurlijk weet hij dat. “Dat wordt geen aarzelende schoonheid vanavond”, zegt hij. We hebben tijd om taallolligheden in het rond te strooien.
Nog meer dan het liedje zelf, is de titel van de song een parel. Schoonheid begint aarzelend. Het laat zich niet meteen zien. Soms moet je twintig keer naar een schilderij kijken om die schoonheid te zien. Of een song telkens opnieuw beluisteren. Of dertig keer een gedicht lezen. Echte pracht neemt een aarzelende start, maar blijft dan hangen. Maar dat vertel ik allemaal niet in de auto.
"Van Brussel zeggen ze ook dat het een aarzelende schoonheid is”, zeg ik. “Na een tijdje ga je ervan houden.” Dat aarzelend blijkt te kloppen. De bus die ons vanaf de randparking naar de concertzaal brengt, moet aan een slakkengangetje rijden. Brussel zit potdicht. Alsof het prachtig concert ook aarzelend op gang moest komen.