Het is een verraderlijk ding. De gewoonte. Een beetje zoals je trouwe schoenen die je niet wil wegdoen, maar er op de duur toch natte voeten in krijgt.
Zo hebben we de gewoonte om bij de Parijse terrastafels te gaan zitten. Tot we onlangs voorbij een ander terras met dezelfde tafelsoort wandelden, maar hier met kleurrijke stoelen.
"Zullen we hier eens gaan zitten?", vroeg mijn vrouw. Ik moest me zowaar vasthouden aan een van de hippe stoelen. Die vraag had ik niet verwacht. Een inbreuk op mijn gewoonte, weet u wel. Maar ik was bereid om het risico te nemen. In de zaak weerklonk een Spaans deuntje. Er viel ook een zuiderse geur waar te nemen. Die kwam, zo zag ik aan de rookwolken, van de aanpalende shishabar.
Ik ben geen kenner, maar het is vooral waterpijproken (als dat al een werkwoord is) dat de jonge mensen daar doen. Je moet er wellicht niet naartoe voor een Westmalle Tripel. De jongelui liggen er in zeer lage loungezetels. Ik zou moeite hebben om er uit te geraken, zelfs zonder een waterpijp gerookt te hebben.
"Stoort het niet, die geuren?", vroeg ik aan de barman die onze drankjes deskundig serveerde. "Dat ligt eraan, hoe de wind staat. Soms zijn het ook aangename geuren", vertelde hij.
Er was iets van. Met de zoete geuren en het Spaans muziekje bekroop me een licht vakantiegevoel. Ik heb dan de gewoonte om mijn schoenen uit te trekken. Het zal wel iets uit mijn kindertijd zijn, toen ik in de vakantie altijd blootsvoets rondliep. “Onze Rudi loopt weer berrevoets”, hoor ik moeder nog zeggen.
Ik had mijn linkerschoen amper uit of mijn vrouw stootte me aan. "Zeg, hier toch niet." "Dat is mijn vakantiegewoonte", zei ik. "En bovendien, met die waterpijpgeuren merken ze daar toch niets van."