Kent u dat? Zo'n klote optreden met zweverig vioolgeneuzel waardoorheen iemand de toetsen van de piano vaker verkeerd indrukt dan juist. En als zure slagroom op de beschimmelde taart, kweelt een zanger onbegrijpelijke zinnen uit zijn strot. Vooral erg diepe, filosofische teksten. Metafysisch. En meer van dat.
Ga weg zou je zeggen, sluip naar de zijkant en verdwijn. Maar dat kan niet. Sterker nog, ik ga straks een staande ovatie geven. Mijn derde om precies te zijn, en helaas, daarna volgen meer ovaties. Staand en enthousiast.
Het zit namelijk zo: Naast mij zit Floortje.
Wie is Floortje, vraag u? Zij is sinds het eerste jaar van onze studie het meisje dat altijd straalt. Waar een licht vanuit gaat dat nooit dooft. Niet zo'n fel licht dat de omgeving verblindt, maar een zacht licht dat je verwarmt.
En gisteren, na twee jaar rustig opbouwen met samen studeren, werkgroepje-hier-opdrachtje-schrijven-daar, "oh, wat een toeval! Doe je ook aan Middeleeuws hofdansen?" en meer onverdachte toenaderingen, stemde ze eindelijk toe. Ik mocht met haar eten, na de voorbereiding voor het werkcollege. En 's avonds, zei ze, "wist ze nog een mooie bijeenkomst met muziek. Het begint om negen uur, is dat niet te laat?"
Dus u begrijpt: tussen die kutzooi zit ik met kramp in mijn ruggengraat te wachten tot het ophoudt.
En Floortje? Zij straalt naast mij op een manier zoals ik zelden zie, die verdwijnt bijna in het geluid. Genieten is niet het goede woord, dat omschrijft niet wat naast mij plaatsvindt. Ze houd mijn hand vast, kijkt mij tussen de nummers aan en zucht iets van: "Precies raak, toch?" en "Hoe kan hij dit zo verwoorden," en "Voel je je nu ook zo een? Echt samen?"
Het publiek heeft al twee keer een staande ovatie gegeven. En ik? Sukkelhans-de-ondergetekende klapte netjes mee, met het kontje van de stoel en een rechte rug. Of zo u wilt: een slappe rug, rechte ruggen klappen niet.
Dit gebeurt vaker. Twee weken geleden bij een gastcollege waar ik vlak voor het einde wakker werd. Wat de afgelopen droogte is voor gras en bos, zo vergeeld maakte die docent mijn geest. Maar onze professor vooraan klapte enthousiast, stond op van zijn stoel en draaide rond, spiedend door de collegezaal. Of een keer bij een concert van de Bachvereniging. Mooi hoor, daar niet van, maar geen idee of het écht goed was. Voor mij zat mijn saxofoonleraar, en die heeft conservatorium, die zal het wel weten: Hij omhoog, ik omhoog en wapperde netjes mijn handjes tegen elkaar.
Morgen, om kwart over tien, hebben we een werkcollege single case study methodologie, en ik hoop dat we samen daar naartoe fietsen, Floortje mag bij mij achterop de bagagedrager. En ik hoop dat we voor die fietstocht samen ontbijten, en ik hoop dat we voor dit ontbijt al verzamelen. Als u begrijpt wat ik bedoel.
Het vierde zweverige zeiklied is afgelopen, ze laat mijn hand los.
Sorry, ook ik schuif mijn stoel naar achter en daar gaan we weer.
In de literatuur heet dit probleem "The Standing Ovation Problem". Voor de geïnteresseerde lezer: Miller, John & Page, Scott. (2004). The Standing Ovation Problem. Complexity. 9. 8-16. 10.1002/cplx.20033.