4.
Ze wist niet veel over geesten, maar het woord alleen deed haar huidoppervlakte lichtjes koelen. Haar ouders hadden haar er altijd van overtuigd dat die niet bestonden, maar als kind was ze eens meegenomen met haar grootouders naar een ander ouder koppel. Die staken een DVD van de snorkels in de speler als entertainment van de avond, maar het echte entertainment ontstond in het gesprek dat de twee koppels voerden over geesten. Het ging over een bewegend glas, verbrand leder en voorbij glijdende schimmen, wat heel wat nieuwsgierigheid opwekte voor datgene dat kinderen niet wisten en volwassenen blijkbaar wel, maar het meest verassende element voor haar was de zwijgzaamheid van haar grootvader wiens mond je normaalgezien zelfs met een klem kon dichthouden. Hij wist over alles het meeste, interessantste en daar was hij zelf nog het meeste van overtuigd. Maar nu, nu wist hij helemaal niets of net teveel. Na dat gesprek had ze maandenlang zo’n angst gehad voor geesten dat ze de slaap niet meer kon vatten en zelfs het woord niet meer durfde uitspreken, voor moest haar stem in combinatie met die 5 letters maar eens de magische spreuk zijn om de schimmen uit een ander universum naar dat van haar te brengen. “mama, ik kan niet slapen, ik ben bang voor de krokodillen”, was een verzinsel dat haar een ticket naar de kamer van haar ouders gaf. “maar kind, gij zijt nooit bang geweest, en nu opeens wel? Dat slaat toch nergens op”. Na een tijd werkte die smoes dus ook niet meer en bracht ze de nachten met opengesperde ogen onder het laken door.
Maar nu, al die jaren later, was een geest in een koffertje lachwekkend, of dat zou het zijn als ze niet voor een man stond die wel dubbel zo groot was als haar. Ondanks deze bijna bovennatuurlijke situatie was er maar 1 vraag die tegen de binnenkant van haar lippen bleef stoten en dat is waarom ze haar gekozen hadden. Ze had toch geen ervaring met geesten in koffertjes. Haar leven was pijnlijk eenvoudig geweest tot nu toe, en waarom zou iemand de moeite doen om daar verandering in te brengen? Er is een oneindigheid aan mensen met speciale gaven, een brein zoals een computer of spieren zo gespannen dat hun huid bijna openspringt, en Wilma behoorde tot geen één van die groepen. Het laatste wat er mocht gebeuren is mislukking, want dan zou het leven opnieuw de volle 180 graden draaien naar een onopmerkzaam en uitzichtloos bestaan.