Hij keek naar de serene top van de berg, werd plots moedeloos. Nooit eerder had hij zo'n moedeloosheid gevoeld. Op een rotsblok zeeg hij neer. Met de ogen dicht zat hij daar. De tijd vloog voorbij in een vogel, zwart verenkleed. Na enkele minuten rust vielen de enorme cactussen hem op. Vreemd dat hij ze niet had gezien, ze stonden echt overal! Er groeiden vruchten aan. Hij keek er naar, gebiologeerd als een kat naar een muis. Zou hij? Het avontuur dat hij was aangegaan leek bij die gedachte stekelig en onverstandig, het karakter van een thriller. Eergisteren scheelde het niet veel, een korte regenbui had zijn klim gevaarlijk glad gemaakt. Hij was uitgeschoven maar niet gevallen, goddank. Een deel van zijn bagage was naar beneden gedonderd. Twee liter water was hij voor altijd kwijt. Hij keek weer naar die ene cactus, naar de vrucht die misschien wel sappig was. Zijn dorst twijfelde maar niet hij, niet Hendrik! Hij was steeds bedachtzaam. Met de handen in het haar kon hij nog net bukken voor een gitzwarte vogel met kwaadaardige ogen.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

