Net als twee jaar geleden werd er enorm schijtweer voorspeld gedurende de hele fietstocht die we zorgvuldig hadden uitgestippeld. En net als vorig jaar voelde mijn vrouw de bui al hangen, boven mijn hoofd dan, want hoe graag ik ook fiets en niet terugdeins voor een buitje of twee, een regenvakantie zie ik meestal niet zitten. Ware het niet dat ik me twee jaar geleden gelukkig schromelijk had mispakt aan de welgezindheid van de weergoden, want we hadden toen slechts één dag regen gehad, ondanks een sombere Deboosere. Toch zouden diezelfde goden ons deze keer niet zo beschermen, maar omdat ik placht te leren uit mijn fouten liet ik het niet aan mijn hart komen. Wat wel aan mijn hart kwam, waren ritmestoornissen of overslagen, die ik in 2020 ook al eens had. Wel minder opvallend deze keer.
Enkele dagen voordat we vertrokken stonden onze koffers al klaar. Mijn vrouw had campings geboekt in exotische oorden als Kasterlee, Keiheuvel, Houthalen-Helchteren en Averbode, alwaar ze in bijna alle gevallen een safaritent, een pod of trekkershut had geboekt omdat ik niet kan slapen met een erwt onder mijn matras. Alles was gepakt en geboekt, we hadden er – afgezien van het weer, waarvoor ik nog enkele schietgebedjes zou prevelen tot het Walhalla in de hoop dat het tij nog zou keren – erg veel zin in. Het enige hiaat in ons plan was onze nieuwe fiets, een goed op voorhand bestelde Multitinker van Riese und Müller, die ons zou toelaten enerzijds ruziënde kinderen te scheiden en anderzijds meer bagage mee te kunnen nemen.
‘Als u hem voor het einde van de maand bestelt, mag u op uw twee oren slapen’, wist de lange stoppelbaard me te verzekeren, waarna hij zijn ogen die achter zijn John Lennonbrilletje verscholen zaten tot streepjes kneep, om me van zijn geruststellende woorden ook non-verbaal te overtuigen. Vijftien dagen voor het einde van die maand voegde ik de daad bij het woord. Daarna ging de bal aan het rollen, maar hij keerde weer terug. Een maand lang had ik het gevoel te pingpongen met een ingeklapte tafeltennistafel. Telkens wanneer ik dacht dat de informatie doorgestuurd was, kwamen er vragen opnieuw mijn richting uit over de informatie die ik net had doorgestuurd. Het werd niet alleen een bron van frustratie, maar bezorgde mij ook stress, want de kans nam elke dag toe dat onze fiets er niet op tijd zou zijn. Het personeel van de betreffende fietsenwinkel was ondertussen zo ingelicht dat de naam ‘Lennart’ iedereen terstond in een staat van militaire paraatheid bracht. Er werd zelfs een kerel aangeduid die me hoogstpersoonlijk had ingefluisterd dat hij er hemel en aarde voor zou bewegen om onze fiets voor 1 augustus in de winkel te krijgen. Nagelbijtend lieten we het lot dan maar haar gang gaan, wetende dat het laatste nieuws luidde dat de fiets zou arriveren op 31 juli.
Toen ik een verlossende telefoon kreeg op 28 juli dat de fiets er vroeger was dan verwacht, was ik ook al enkele dagen verlost van een stevige, door een broodje zalm veroorzaakte voedselvergiftiging, die me erg had verzwakt en waardoor het weekendje Spa met mijn vrouw eerder een bedlegerige trip was geweest dan wat anders. De volgende dag had ik afgesproken met wat vrienden om herinneringen op te snuiven op het Sfinx-festival, waar ik in mijn roaring twenties niet was weg te slaan, en aangezien we nog tot 30 juli aan het cat-sitten waren in een villa in Schoten, leek me dat een uitgelezen testrit voor ons nieuwste rijwiel: Schoten-Deurne-Boechout-Deurne-Schoten. Een goede 30 kilometer in totaal.
‘O nee. Volgens mij zijn het bedwantsen!’ Ze had ingegeven: ‘meerdere bultjes naast elkaar’. Vrienden van ons hadden onlangs ook een ware hel doorstaan met die haast onverwijderbare mensenbijters, dus de paniek sloeg in omdat we zowel thuis als bij familie in Schoten hadden geslapen en geleefd. Toen het verloop van de symptomen niet meteen overeenkwam met die van insectenbeten; ik had weinig jeuk maar wel pijn, kwamen we uit op gordelroos. Ik had een zona, in mijn nek, enkele dagen voor we zouden vertrekken. Niet alleen kon ik de plotse pijnscheuten moeilijk verdragen, ook was ik enorm vermoeid. Opgeteld met het weinig rooskleurige weerbeeld ben ik toch gezwicht: we gingen onze fietsreis doen met de auto. Heel voorzichtig stelde ik het haar voor – ik behoor tot nader order nog steeds tot het clubje intellectuelen zonder rijbewijs, en zij stemde in, terwijl ze het onweer dat in de wolken hing rijmde met dat in mijn ogen. Een fietsreis in de auto dus. Op z’n minst origineel, toch?