“Thuis hadden we vroeger alleen gele limonade en spa bruis. En tafelbier. Cola kwam pas later. Toen we erover bleven zagen.” Ik vertelde het thuis aan mijn vrouw nadat ik van de drankenhandel terugkwam. Ze had me gevraagd om enkele flesjes Perrier mee te brengen. Maar ik kon ze niet vinden en ik was al enkele keren op goed geluk met een lege winkelkar de winkel rondgereden. Zoals een wielertoerist die de weg kwijt is, want ik kon niet meer op de naam van het Franse bruiswater komen. Voor de man aan de kassa was het duidelijk dat ik niet vond wat ik zocht.
“Wat zoekt ge?”, vroeg hij toen ik er opnieuw passeerde. “Tja, het klinkt onnozel, maar ik kan niet op de naam komen van hetgeen ik moet meebrengen”, zei ik. “Het is iets Frans.” Man, veel onnozeler kan je het niet zeggen, besefte ik meteen. Iets Frans. “Frans bier? Of Franse wijn?” “Nee, Frans water. Sorry, dat had ik niet gezegd.”
“Ah, Evian natuurlijk”, zei de man met kennis van zaken, maar dat was het niet. “Het zijn groene flesjes. Bolvormige flesjes.” “Ah, Perrier. Nee sorry, dat hebben we niet”, zei de man.
“Maar lust ge dan geen spa bruis?”, vroeg hij meteen daarop. “Jawel, maar het is niet voor mezelf. Perrier is best lekker.” Het was bijna een vraag zoals naar een kind dat zijn groenten niet opeet. “Denk je dat snoep gezonder is?”
In de supermarkt hadden ze het Franse bruiswater gelukkig wel, zodat ik het gevraagde bij me had. Ik vertelde mijn vrouw het hele verhaal. Gevolgd door “thuis hadden we vroeger alleen gele limonade en spa bruis. En tafelbier. Cola kwam pas later. Toen we erover bleven zagen.”
Het werd bovendien allemaal aan huis geleverd door de brouwer, maar dat zei ik niet.