Ze vreet haar aureool op
Spoelt goudvissen door het riool
Van het goudleer losgescheurd
Dit is nog nooit gebeurd
Ongezien
De portretten kijken op
Verering aan de vrachtwagens
Gilt ze
Bulldozer mij desnoods de bodem in
Al kom ik er aan de andere kant van de wereld weer uit
Spuit me vol psalmen
Spasmen van bloedlyriek
De gloed van gezangen de geur van kaarsvet
Verering aan de vissen
Ze smijt parels voor de zwijnen
Wringt kalkoenhalzen om
Nagelt een rendierhoofd vast aan de muur
Klauwt naar vleesgeworden woorden
Uit verre oorden blijf
Groeit slagtanden over haar hele lijf
Verering aan de vernietiging
Keilt bloemvazen door de kamer
Hoopt er uw
Of uw
Of uw
Hoofd mee te raken en hard ook
Uw schedel te kraken
Blakend van besef berouw misschien
Dit is ongezien
Verering aan de verscheuring
De verbrokkeling
De zee is niets dan brokkensoep
De goudvissen in het riool
Ze sluit vuisten om korrelige herinneringen
Dingen die zandlopersgewijs tussen vingerkieren door ontsnappen
Ze kotst haar aureool uit
Sluit zich weer op achter de bloemen op het goudleer
Niet aanraken, breekbaar
De meeste dingen zijn het redden voorbij ook zij
Is ongezien
Ongebeurd