“Kijk, dat is Freddy”, zeg ik naar de tv wijzend. “Ken je hem nog?” Hij kwam altijd in het café waar we als jonge mensen menige jeansbroek hebben versleten. “Ze waren toch met twee broers, niet?”, zeg ik. De naam van zijn broer ontsnapt me.
“Hij is oud geworden”, zegt mijn vrouw. Hij werkt voor een museum in de provinciehoofdstad en de lokale tv-zender brengt een item over een nieuwe expo. Je kan inderdaad niet naast zijn lange grijze haren kijken. Vroeger waren zijn haren niet zo lang. Of grijs.
Plots besef ik dat ik naar mezelf kijk. Alsof de beeldbuis een spiegel is. Ik ben immers net zo oud. Ook bij mij hebben de jaren hun sporen nagelaten.
"Heb ik je dat trouwens verteld van Rita?" Ik leg uit dat ze vrijwilligerswerk deed in de bibliotheek. We lazen wekelijks voor uit prentenboeken en Rita was een van de vrijwilligers. "Ik kwam ze een paar weken geleden tegen. We hadden het over mijn vorige werkplek en dat ze nog steeds vrijwilligerswerk doet." "Ik ben nu wel met pensioen. Het geld komt zo op mijn rekening", zei ze. Het klonk alsof ze de lotto had gewonnen.
"Maar jij bent toch ook al met pensioen?" Ze meende het. Ze keek me aan en zag een pensioengerechtigde man staan. "Ik was er serieus van geschrokken", zeg ik tegen mijn vrouw. "Zie ik er echt zo oud uit?"
"Misschien ziet ze niet meer zo goed", antwoordt mijn vrouw. Dat zou kunnen natuurlijk. Maar wat als dat niet zo is?
Ik laat het onderwerp rusten en stap naar de keuken. In de fruitschaal ligt een appel die enkele rimpels vertoont. Op de duur begin je het overal te zien.
De gerimpelde appel moet eraan geloven. Ik zet er mijn tanden in. Hij smaakt nog voortreffelijk.