Ik duw de voordeur open en stap naar binnen. Het voelt alsof een sombere donkere mist sierlijk naar me toe danst en zich vloeiend verder verspreid in ons warme nest.
Zijn zwarte tentakels trekken me mee verder naar binnen. Het is muisstil. Ik zet de volgeladen boodschappentassen voorzichtig neer in de keuken.
Jouw lichamelijke omhulsel ligt in de zetel. Je bent weer ver weg, diep verzonken in jouw draaikolk van gedachten. Ben je nog steeds ziek? Durf ik iets te vragen? Of laat ik je met rust?
Lijdzaam laat ik het voor wat is het. Wanneer komt die spreekwoordelijke zonneschijn terug? Het blijft hier thuis maar regenen.
Ik mis ons van vroeger. Een periode is normaal toch kort. Wanneer kunnen we weer samen gezellig naar de bioscoop?