Daar in het huis van mijn moeder
Met een kookvertrek als hondenhok
Bezet door een krijsende loeder
Constant in ruzie met die andere sok
Dat huis was niet van mij
Daar waren dweil en stoffer immers baas
En vlot beteugelden zij vrij en blij
Zwijgen, mond houden jij kleine dwaas
Dit is een huis, een bakstenen gebouw
Plezier valt hier niet te bespeuren
Waar vader heerst met eeuwige klauw
Niemand kijkt hier achter deuren
Niemand proeft hier haat zo rouw
Niemand voelt pijn en angst zo kou
Als jij, kleine aap en broeder
In dat huis van genaamd, jou moeder