Het uitgestorven plein,
als het treurig gelaat
van een verlaten vrouw,
eenzaam triest aangezicht.
Zij hunkert naar warmte,
schreeuwt steels om wat aandacht,
haar roep blijft hangen in
de hangmat van echo.
Over kinderkopjes,
loopt steevast niemand meer,
over hoofden van mensen,
the sky blijft the limit.
Slechts de wind komt nog langs,
streelt haar stenen hart zacht,
ziet blaadjes vervellen,
ongenode gasten.
Korrels zand kriebelen,
schuren aan rouwrandjes,
scrubt de laatste lente
van haar betraande huid