We moesten optreden in Zelzate, parel aan de Belgisch-Nederlandse grens. Eerst raakten we de weg kwijt. We bleven rondjes rijden tussen fabrieken, troepjes communisten en een kanaal. Uiteindelijk vonden we toch de plek waar we verwacht werden: het Dageraadplein aan de salafistische kerk. Er was geen kat. In een verre hoek, onder een linde, stonden twee priesters elkaar af te trekken. We deden de koffer van onze Nissan Micra open en merkten dat we onze instrumenten niet mee hadden. Gelukkig maar. We hadden nooit gerepeteerd, speelden zelfs geen enkel instrument. Wie had ons eigenlijk geboekt? We bestonden niet, hadden geen manager of Facebookpagina.
We reden door naar Kemzeke. Het was er zonnig. Bij de eerste grote eik sloegen we linksaf. Na het derde kapelletje nogmaals linksaf. Dan rechtdoor, secondelang, tot we aan het grote podium kwamen. Wat een prachtig podium, zeiden we tegen een passant. Het is de main stage, antwoordde hij bitsig. Zijn hond piste tegen een lantaarnpaal. Is dat de main pole waar uw hond tegen pist, vroegen we grinnikend. De passant zocht een antwoord, maar onze aandacht was al drie minuten elders. De zon verdween achter een wolk. Het volk begon te morren. We schraapten onze keel, de micro's werkten perfect.
Het was niet gemakkelijk om je achter te laten. Je sliep zo vredig, zo diep. Alsof er niets aan de hand was. Mijn trui was je kussen. Ik wou je nog een brief schrijven, maar mijn stylo was leeg en ik vond geen papiertje in je handtas. Er zat wel kauwgom in. Zou nog van pas komen. De weg was nog lang.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.