Toevallig stranden
We onweerhoudbaar hier
Lage handen leggen zachtjes het geluk op de grond
Voelen bezinksels op de bodem
Het barstend slijk is een drager voor lichte dagen
Die te fragiel zijn voor andere woorden
Als verflagen bladert het landschap zelf al uit elkaar
Lange haren borstelen tussen lucht en aarde
Alleen half begraven blikken
die achteloos blijven liggen tussen ander afval
achter de takken langs de weg
We willen kunnen vliegen
Maar eigenlijk weten we nauwelijks wat wandelen is, alsof onze voeten de grond al nooit raken
Ik drink de rimpels in het water
Brand de hemel door mijn oogleden
blaas de ochtend in
en uit mijn longen
De dagen zijn niet meer jong
Wel open
Als een wegdek
Dat de stad tekent
En mij de rust geeft
Die ze het verkeer ontneemt
Ik heb geprobeerd weerman te zijn
Alleen weet ik niet
of het wel iets voor mij is