Ik ben een fooraap. Elk weekend naar een andere kermis.
Van het ene dorp naar het andere dorp.
Altijd maar heen, altijd maar terug.
Altijd maar reizen van de ene kermis naar de andere.
Het lachen is mij al lang vergaan.
De belletjes rond de nek van de fooraap klinken triest en dof.
De lach veranderde in een droeve snoet.
De kinderen lachen, de kinderen zijn blij.
Maar de fooraap, die lacht niet mee.
Het lachen is hem al lang vergaan.
Elk weekend reizen, elk weekend weg.
Het leek zo mooi, maar hij heeft het nu wel gehad.
Hij wil weer thuis op de schouw.
Niet dat de kinderen niet vriendelijk zijn tegen hem.
Ze lachen, ze zijn blij, maar de fooraap ziet het niet meer.
Waar gaat hij volgend weekend weer naartoe.
Een nieuwe kermis, een nieuwe stad, een nieuw verhaal, allemaal hetzelfde en allemaal anders.
Altijd joelende, luidruchtige kinderen.
Altijd drukte, overal flinkerende lichten, harde muziek, duizenden stemmen door elkaar in elk een andere taal, elk een ander verhaal.
De aap is moe. Hij heeft elke kerktoren gezien.
Elk kind, elke ouder, elk kleedje van moeder, elke pantalon van vader.
Elk dorp, weer heen, weer terug, weer opstellen, weer afbreken.
De aap kijkt langs hen door. De aap kijkt weg.
Zijn vertrouwde plaats op de schouw is weg.
Hij moet maar door. Hij moet steeds verder.
Kermis hier, kermis daar. Hij haalt alle gezichten door elkaar.
In elk dorp een kerk, een pastoor en een koer, een school en een paard van de melkboer.
De tijd is zo lang blijven stil staan.
Bij de kermis in Marrakesh. Dat was nogal wat.
Van de andere kermissen herinnert de fooraap zich niets meer. Altijd heen, altijd terug.
De dorpen lopen door elkaar. Als vlekken op een trui.
Donderdag, maandag, woensdag, weet ik veel.
Andere dag, dag voordien, dag nadien, dag verdwenen, dag erbij, dag opnieuw, dagen vooruit, dagen terug… 26 8 6 14 31 2 11 9.
Cijfers als spoken door de nacht. Linksboven, rechtsonder, vooruit, achteruit. Met twee, met drie.
Weer heen, weer terug, weer daar, is het waar?
Hoofd is vol, hoofd moet leeg.
Geen mens weet hoe zwaar hij het heeft.
De fooraap moet elk weekend mee, van in Lotharingen tot aan de zee.
Honderden lichten, zilver, groen en rood, dansen als kwelduivels hun eigen dans in de nacht.
Cijfers nemen hun rollercoaster. De 9, 1, 2, 3 willen van voren staan. De fooraap ziet ze allen tezamen.
Cijfers met krullen willen altijd gans vooraan.
De 3, de 9, de 2, de 8. En de 1 op een zielenpoot. Cijfers blijf toch staan! Ik wil jullie niet allemaal samen zien.
Kleuren blijf stabiel, ik hoef geen heel pallet te zien.
Dagen blijf gewoon. Geen brugdag, geen feestdag, doe gewoon!
Piramide, balk, rechthoek, vierkant, trapezium, cirkel.
Blijf toch in de wiskundeles bij meester Kris of bij juffrouw Sonja, n’importe qui, maar achtervolg mij niet.
Stappen, lopen, slenteren op de kermis in dit avond. Dorp na dorp dezelfde kerk.
Maar zoveel kabaal, alle kinderen hun eigen verhaal.
De aap wil rust, even niet op de kermis staan.
Maar achter in de klas, waar het altijd fijn was.
Hoe vriendelijk de kinderen ook zijn. De fooraap ziet hetzelfde verhaal.
Van Malika, de vader, de kermis in Marrakesh. De andere kermissen zijn verdwenen.