In een wijwatervat is de wanhoop niet nieuw
De aandacht is dodelijk
Mijn handen zoemen aanschouwelijk
Mijn gevoel geeft mij oneindig veel gevoel
Het moment als absurde bezigheid
‘Bedankt,’ zegt zij
‘Dat hoeft niet,’ zeg ik
De tijd klopt krampachtig
Ik wil de woede inslikken
Nooit zal ik in mijn verbeelding Gevaarlijke literatuur zien
Het gedicht kietelt de wolken
Het kijken komt te laat
En we gaan ook gewoon dood
Ik kijk in het Nu