Woorden maai ik verder
en ik stapel die secuur
en nog zin aanreik ik
tot valt in vorm een stuk.
Als werden woorden
brokken van verse maatjes
schuif ik die dan op.
Ik rol dan tot gedicht
tot passend in een blik.
Ik, de dief in de nacht
trek me dan terug en waak
tot het denkzaad piept
tot een deelbaarheid vloeit.
Het vers, weet ik
wil dan beproefd
beetgaar uit potten.
De klare brokken grijp ik
uit open blik
en weer schuif ik secuur
van gedicht tot gedicht.
Er is weten wat vers leidt.
Een vers als fijne olie kleeft
aan vlugge beginners
sterkt buiken en hun vrees
nestelt zich in sluike haren.
Er is weten wat vers weet.
Ik knik dan naar de dichter
vind de fles dan voor zijn boeg
laat varen deelbaar dichtwerk
de rest waaien voor winden.