Soms denk ik dat je daar nog steeds ligt, elke ochtend wakker wordt door het licht onder de te korte gordijnen en dan onder de douche staat tot de badkuip net niet overloopt. Af en toe neem ik nog eens de trein naar de stad waar we allebei niet thuishoorden en wandel ik naar het hotel. Meestal loop ik drie keer voorbij de ingang en keer dan toch terug naar huis. Gisteren durfde ik binnen te glippen, te knipogen naar de receptionist die je zo knap vond en de trap op te lopen naar je kamer. Ik legde mijn oor tegen je deur en hoorde niets. Minuten, uren moet ik daar gestaan hebben tot ik achter me de lift hoorde openen. Ik wandelde verder door de gang. In mijn ooghoek zag ik een bejaard koppel hand in hand je kamer binnengaan.
Ik ben je niet kwijt. Ik begin alleen te vergeten hoe je rook, hoe lang je haren waren, hoe zacht je handen. Binnenkort vergeet ik het nummer van je kamer en de weg naar het hotel. Ooit vergeet ik helemaal wie jij was. Misschien glijden we net dan weer langs elkaar, in een andere stad, zonder het te beseffen. Dan zit ik op een avond in je favoriete kroeg. In mijn eentje, helemaal achteraan, wie weet hoeveel dagen op rij al. Dan kruisen onze blikken en wachten we allebei tot de ander iets zegt.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.