Meestal vergis ik me en denk ik. Dat je een wormpje was. In een appel woonde. Af en toe je kopje uit dat zelfgeboorde gaatje stak om me te zien.
Op andere dagen was je huisje een kastanje met een bolster van fluweel. Of was je liefst een pop gewikkeld in een zijde met aparte kleuren, die nog niet heel veel verklapten over stippen op de vleugels, of misschien de regenboog.
Ik heb nog alle tijd, zo dacht de pop, ik wil nog lang geen vlinder zijn. Intussen ken je vele bloemen, spreken kan je met een weldoordachte tong en lieve stembanden.
Je danst met de wind, als er muziek komt uit de wereld en je gekke streken, soms wat rare wensen leren we begrijpen net zoals kastanjes ooit het licht ontdekken, net zoals het wormpje vele kronkels in zijn gangen vindt.
uit de reeks 'Kleinood'