Sneakers in schreeuwerige kleuren, oversized roze H&M-truien, Birkenstocks onder loopshorts ... De minder grote Hans Verhaegen-fans durven al 'ns beweren dat ik geen smaak heb. Nochtans leerde mijn leraar Latijn me ooit: de gustibus et coloribus non disputandum est. Dat is een eloquente manier om te zeggen dat de ander z'n bakkes moet houden over je fluoroze Nike Air Max'en. En ondertussen heb ik toch maar mooi laten vallen dat ik, ondanks mijn voorliefde om proza te schrijven over pipi, kaka en mezelf 7 keer per dag nostalgisch afjassen op oude Hilary Duff-films, wel degelijk behoorlijk geschoold ben. Maar ik moet ze gelijk geven, de haters. Sinds begin maart kan ook ik niet meer ontkennen dat ik een slechte smaak heb.
Het begon zoals bij velen met het uitvallen van m'n smaak- en reukzin door wat waarschijnlijk COVID was. Niet meteen een ramp als je weet dat andere slachtoffers van Het Virus in afgezonderde ziekenhuisafdelingen afscheid moeten nemen van hun familieleden via een Medion-tablet. Hartverscheurend, zo vlak voor je deze planeet een laatste toedels toehoest, moeten beseffen dat je niet eens een iPad waard bent. Met zo'n gruwelijke taferelen in gedachten ga je niet snel zeuren omdat je bosvruchtensmoothie, je boterhammen met Samsonworst – don't judge, de gustibus... – je steak béarnaise met frietjes en de vagina van de DHL-bezorgster allemaal naar hetzelfde smaken, namelijk niks.
Die leraar Latijn van me was overigens een blok massieve pudding van 1,5 kubieke meter die míj uitlachte omdat ik klein was voor m'n leeftijd. Ach, ook humor is een kwestie van smaak. En smaak had de man wel. Aan zijn adem te ruiken vooral whiskysmaak, in een flaconnetje dat zich graag liet openen tijdens springuren in verlaten leraarslokalen. Wat snel opzoekwerk verraadt dat de gefermenteerde pudding het nooit verder geschopt heeft dan leerkracht Latijn, terwijl ik ondertussen maar mooi de meest gelezen column van alle Hans Verhaegens in de Benelux schrijf. Met hubris kom je nergens. Dat laatste is wat mijn leraar Grieks me leerde – behoorlijk geschoold, remember – en is een eloquente manier om te zeggen dat de ander niet dikkenekkerig of neerbuigend moet doen, zeker niet als de persoon in kwestie uit 1,5 kubieke meter pudding bestaat, überhaupt geen nek lijkt te hebben en amper groter is dan een leerling die op z'n groeispurt wacht.
Hoe onvergeeflijk ruk de tablets in de ziekenhuizen ook mogen zijn, als je zo een paar weken zonder geur of smaak zit, begin je op den duur toch te jammeren. Hoopvol was ik dan ook, toen ik merkte dat er hier en daar wat beterschap de kop opstak. Een verre herinnering aan bosvruchtensmaak, een licht aroma van Samsonworst … Nu, maanden later, draaien m'n twee beschadigde zintuigen bijna terug op volle toeren, afgezien van één vette, vieze voetnoot, want sinds kort ruiken en smaken bepaalde voedingsmiddelen, kruiden en planten naar een mengeling van rotte eieren, verroest metaal en bierscheet. Zo smaakt kip naar rotte eieren – of eieren naar rotte kip, afhankelijk van je standpunt in het de-kip-of-het-ei-debat. Prei en ajuin ruiken naar een Chirofuif die een nacht lang in iemands darmen lag te gisten. Gebarbecued vlees doet denken aan gezouten GFT-bak. En mijn zelfgemaakte spaghettisaus smaakt alsof je Sean D'Hondt aan het rimmen bent, al beken ik dat dat laatste altijd al zo was en niets met m'n smaakprobleem te maken heeft.
Hoewel de coronacijfers de laatste weken weer goed aan het stijgen zijn, kan ik me toch niet van de indruk ontdoen dat de meeste mensen er nog maar weinig om geven. Uit de goedbevolkte terrastafeltjes leid ik alleszins af dat ik op vlak van wiskunde niet behoorlijk geschoold ben of dat veel mensen blijkbaar de ouders en schoonouders niet in hun bubbel van vijf hebben steken. Ziekenhuisopnames en crappy Aldi-tablets schrikken niemand meer af. Daarom stel ik voor dat Maggie, eloquent als ze is, onze bevolking vertelt dat als ze zo blijven verder doen hun eten binnenkort naar, tja, kak smaakt. Het kan maar helpen. En zo heb ik wederom mijn steentje bijgedragen aan het bedwingen van die drommelse coronacrisis. Als het niet stoort, rond ik dan hier graag af, want ik had beloofd om m'n pennenvriendin Eveline nog een filmpje te sturen met de vraag of ze m'n spaghettisaus eens komt proeven.