De tweeëntachtigjarige oma van Pablo, de oudste kleinzoon, heeft voorgesteld met hem te gaan eten in de Lunchgarden van de grote Carrefour aan de Ringlaan. Ze hebben afgesproken rond elf uur. Tien minuten vroeger belt Pablo zijn oma.
‘Ik kom je zo dadelijk oppikken. Is dat oké?’
‘Zeker lieve Pablo. Ik ben net naar de beenhouwer geweest. Ik moet het vlees nog in de koelkast steken en een ander blouske aandoen. Dan ben ik klaar.’
‘Over een kwartiertje ben ik bij jou, oma,’ zegt de kleinzoon, drieëntwintig en student biochemie.
Vijf na elf stopt Pablo voor het huis van zijn oma die al in de deur staat te wachten. Ze waggelt met haar wandelstok in de lucht richting auto. Ze opent de deur van de kleine, tweedehands Peugeot 205 en roept: ‘Dag Pablo! Hoe gaat het jongen? Bij mij gaat het vandaag moeizaam.’
‘We hebben alle tijd oma,’ antwoordt de jongeman vriendelijk.
Germaine gooit haar handtas in de auto en draait zich met haar rug naar de passagierszetel, zet met haar rechterhand haar wandelstok stevig op de grond, laat zich achterwaarts half in de zetel vallen, er goed op lettend dat ze haar hoofd niet stoot, draait zich dan half linksom, zodat ze eveneens door de voorruit kan kijken. Daarna probeert ze haar wandelstok tussen haar knieën weg te zetten, maar daarvoor moet ze nog wat achterwaarts schuifelen en wat rechtop gaan zitten. Met haar schoenen probeert ze haar handtas wat naar links te duwen. Pablo heeft voor hij vertrok de passagierszetel zo ver als mogelijk naar achter gezet.
Hij vraagt: ‘Zit je comfortabel, oma?’
‘Ja. We kunnen vertrekken. Voorzichtig, hé,’ antwoordt oma die meteen een verhaaltje begint te vertellen over de buurvrouw die een nieuwe knie heeft laten steken en op de sukkel is. Pablo luistert aandachtig.
Rond half twaalf rijden ze de parking van de Carrefour op. Pablo parkeert recht tegenover de Lunchgarden. Ook het uitstappen duurt een eeuwigheid, maar de oudste kleinzoon heeft geduld. ‘Mijn stok heb ik niet nodig,’ zegt oma en ze slaat het portier van de Peugeot hard toe. Pablo geeft haar zijn linkerarm en arm in arm stappen ze naar de ingang van de Lunchgarden.
De Lunchgarden lijkt wel de refter van een rusthuis. Het zit er vol oude mensen. Oma twijfelt niet en neemt zoals steeds twee garnaalkroketten en frit met videe. ‘Pak jij nog een Cola en een glas?’
‘Moet jij niet zo’n karretje hebben om uw plateau op te zetten?’ vraagt Pablo.
‘Jaja, is goed. Waar is mijn bankkaart?’
Pablo kiest voor gehaktballen uit Luik met puree. Als voorgerecht neemt ook hij garnaalkroketten.
De vriendelijke kassadame van Afrikaanse origine vraagt of we na het eten koffie willen.
‘Neenee. Jij, Pablo?’
‘Weet ik nog niet. Zien we straks,’ antwoordt hij bedachtzaam.
Hij rolt het karretje met al het lekkere eten richting een vrije tafel in het hoekje vlakbij de nooduitgang. Alle bejaarde klanten staren hen aan. Oma zegt: ‘Dat lijkt hier wel de cafetaria van een rusthuis. Vervelend is dat. Waarom gapen die zo?’
‘Het valt wel mee oma. We hebben van die mensen geen last,’ sust hij.
‘Zijn ze te doen?’ vraagt oma naar de kwaliteit van de garnaalkroketten.
‘Uitstekend,’ antwoordt Pablo.
‘Ooh, servetten. Doeme toch. Ik zit juist. Pablo, ga jij servetten halen?’
‘Zeker, oma. Ik ben zo terug.’
Hij wandelt naar de frisdrankkoelkast en leest: ‘Om duimen en vingers bij af te likken, of toch liever een servetje?’ Hij neemt er een paar en wandelt terug naar oma. Opnieuw gapen al die oude mensen de jongeman aan alsof hij naakt door de Lunchgarden stapt.
‘Drie euro dertig voor één garnaalkroket! Daar verdienen ze veel op, zé.’
‘Ik heb gisteren Warhaus gezien in Eindhoven. Goed optreden. Alle geluk dat die onnozel Sylvie Kreusch daar niet meer bij zingt. Ze zijn sterk geëvolueerd. Die zanger is een halve gare. Getalenteerde muzikanten ook,’ vertelt Pablo.
‘Vijfendertig euro voor ons met twee valt wel mee. Dat betaal je normaal gesproken voor één man. Wat zei je?’
‘Ik heb Warhaus gezien in de Effenaar in Eindhoven.’
‘Wie? Was het leuk? Je moet genieten in het leven,’ antwoordt oma en ze vervolgt: ‘Goede videe weer. De fritten zijn wat minder. Ik vind ook dat ze vriendelijk zijn. Dat negerinnetje aan de kassa was super lief.’ Pablo eet de eerste gehaktbal met ajuin en kruiden rustig op.
Plots begint er een bejaarde vrouw luid te gillen, waardoor een eveneens bejaarde vrouw ,die net van plan was haar plateau op de tafel te zetten, op indrukwekkende wijze het dienblad naar bovengooit. Met een hels kabaal donderen haar netaangekochte spijzen in de bordjes op de vloer. Haar oude bloemetjesjurk ziet er nu nog kleurrijker uit. Om haar evenwicht niet helemaal te verliezen gaat ze naast haar lunch op de grond zitten. Ze trilt en ziet lijkbleek. Oma en Pablo zien nu ook waarom er akelig gegild wordt. In het midden van de zaal tippelen er drie grote muizen in een rij richting keuken. Het zijn geen ratten, want die zijn groter. Een oude man met een rollator wil ter hulp schieten, maar dat loopt fout. Hij schuift uit op de etensresten op de vloer en doet, voor de eerste keer in zijn leven, een grand-écart. De rollator rolt eenzaam tot aan de nooduitgang.
‘Kijk,’ roept oma uit, ‘die man die daar acrobatische toeren uithaalt ken ik! Dat is Alfons van Louiza uit de Pottenbakkersstraat in Wiekevorst. Die is nog kolenboer geweest. Hij heeft vijf dochters. Zijn zoon is verongelukt.’ Pablo kijkt naar het theater en eet nog wat puree met de rode saus. Naast ons wil er een zenuwachige man de eetzaal verlaten via die nooduitgang. Hij duwt als een gek tegen de rode stang. De deur gaat moeilijk open, maar nu weerklinkt er een hels alarm. Het klinkt alsof er een brandweerwagen in de Lunchgarden staat. We glimlachen. We zijn niet van plan de 112 te bellen. Oma dipt nog een krom fritje in het kleine potje mayonaise en zegt doodgemoedereerd: ‘Wat een spektakel! Alfons van Louiza doet turnoefeningen op restaurant. Ik hoop dat in een echt rusthuis ook zo veel te beleven valt.’ en steekt met haar vork nog een stukje kip in haar mond. Pablo vraagt: ‘Moet ik nog koffie en dessert gaan halen, oma?’ ‘Ja, waarom niet. Koffie hoeft niet, maar ik lust nog wel wat rijstpap,’ antwoordt oma. Een jong gezinnetje met twee huilende babies verlaat via het binnenspeeltuintje en de nooduitgang het etablissement. Een bewakingsagent die buiten stond te roken komt via diezelfde nooduitgang naar binnen om de gemoederen wat te bedaren, de schade op te meten en wat te werken. Geen idee of hij wel al de hulpdiensten heeft verwittigd. Op het eerste zicht doet er niemand een hartaanval of iets gelijkaardigs. Alleen de kolenboer heeft een dokter en een ambulance nodig.
Ondertussen staat er rond Alfons en de vrouw in de bloemetjesjurk een groepje bejaarden die geen kaas gegeten hebben van EHBO. Pablo stapt rustig maar gedecideerd naar de koeltoog met desserts en haalt er een potje rijstpap en een potje tiramisu uit. Het vriendelijke, Afrikaanse kassameisje is nergens te bekennen, dus hij wandelt zonder te betalen naar het tafeltje van oma. Dit keer is er niemand die hem bekijkt.
‘Aah, lekker rijstpap,’ reageert oma. ‘Gelukkig maakt dat alarm al minder lawaai,’ zegt Pablo en hij vervolgt: ‘de desserts zijn niet betaald, want ik zag nergens een kassadame.’
‘Geeft niet Pablo. Smakelijk!’ en beiden eten smakelijk en rustig hun nagerecht op. Na de rijstpap steekt oma nog een koud geworden fritje in haar mond.
De omstaanders hebben inmiddels de vrouw in de kleurrijke bloemetjesjurk, het lijkt wat op een motief voor een tafelkleed of een gordijn, op een stoel geholpen. Ze huilt. De bewakingsagent bekommert zich om Alfons. Die is er schijnbaar erg aan toe.
‘Was de tiramisu lekker?’ vraagt oma.
‘Ja, heel lekker. Niet te zwaar. Dank u voor de traktatie, oma. Zouden we vandaag onze borden en plateaus ook moeten terugzetten?’
‘Neen, laat maar gewoon staan. Vandaag is uitzonderlijk. Als ze muizen hebben moeten ze misschien wat beter afwassen of zo,’ zegt oma lakoniek. ‘Of waren het toch ratten?’
Op de parking van de Carrefour staat er ondertussen een menigte te kijken naar de Lunchgarden. Het alarm loeit nog steeds. Het perfecte lokmiddel voor ramptoeristen. Als Pablo de parking af rijdt draait er een politiecombi de parking op. Ze lachen zich een breuk. ‘Wat een belevenis! Drie muizen en zesentwintig bejaarden in de Lunchgarden! Een kolenboer die een grand-écart doet. Maar ik heb wel lekker gegeten. Jij ook, Pablo?’ ‘Zeker oma. Ik vond het erg aangenaam.’
De oudste kleinzoon zet zijn oma thuis af en rijdt naar huis. In de Harmoniestraat zit hij achter een tractor.