Op de snijlijn tussen acceptatie en het verlangen naar verandering is het krap leven.
Gedachten stompen zichzelf af tegen oude wanden. Er was een kelder, maar die werd dicht gegoten.
Schouderophalend bevestig je de dingen zoals ze zich voordoen, maar in jouw innerlijk wezen wordt er een andere voorstelling opgevoerd. Een lichter genre dat je niet schijnt te zijn.
Gestuwd door alles dat jou tegenhoudt, waad je doorheen een bodemloos proberen.
Het is dezelfde hand die jou zowel het gif als het medicijn aanreikt. En je waant je in een langdurig tijdelijke toestand waarin je beide moet slikken.
Nu je weer herinnert dat het simpele jou moeilijk gemaakt wordt, verandert er niets.
Het weten heeft geen invloed op verschijningen, noch raak je ermee van kwalen verlost.
Antwoorden staan ten dienste van het zwijgen. Het spreken ligt nu in jouw keel opgebaard.
Ik weet dat er een stil geschil in jouw teer vlees speelt. En dat het bedekt is met partjes waarheid. Moeten en Laten vechten er halfslachtig om een plaatsje.
In al jouw afwijzingen zitten gaatjes waarlangs het binnen sijpelt.
Maar het verdrinken leert je wel zwemmen.
Daar zit je dan, hoog opgetrokken, terwijl de diepte jou wil opzuigen.
Mijn lief knetterend licht in welvarendheid