Ergens in mijn troebele tienerjaren besloot ik om mijn ogen te sluiten. Dat gebeurde geleidelijk aan, niemand, inclusief mezelf, die daar bewust getuige van was. Tot ik mij plots, ingesloten door het duister, in een dokterskabinet bevond. Daar werd mij ingeprent dat blindheid nu deel van mijn leven zou uitmaken. Dat ik ermee moest leren leven.
En dat deed ik, al was het slechts halvelings. Met mijn andere helft ontwierp ik verhalen waarin het licht mij weer binnen viel. Gewichtsloos badend in het dons van mijn onbehagen, leerde ik mijn contouren kennen. Piepend en krakend, met opstoten en twijfel, begon ik schemering te zien die uiteindelijk openbarstte en helderheid werd.
Mijn ontwaken dat ging, vooral in de eerste fase, gepaard met een enthousiasme dat zich morsig wou overhevelen naar de nabije omgeving. En met verontwaardiging die zich aan vanzelfsprekendheden hechtte.
Nu het laaien enigszins geluwd is tot een stabiele vlam, zie ik op welke manier mijn echo’s werden ingekleurd door anderen. Ik begrijp nu waarom sommigen mij de rug toekeerden. Mijn gebrek aan nuancering kreeg geen plaatsje onder de reeds verweerde mantel der liefde. Ik zou hartstochtelijk willen repliceren dat er onder mijn opgelapt gewaad steeds ruimte is geweest voor de uitschieters van mijn naasten. Voor al de oordelen die ik had kunnen vellen maar in plaats daarvan met een streling uitwiste. Want dat was toch de veilige ruimte die liefde werd genoemd?
Ik geef toe, ikzelf heb echter ook meermaals een kruising naar een splitsing gebogen. Soms hardhandig, maar meestal geruisloos en zacht verpakt. Want zo gaat dat, boetserend in de klei van het levenspad. Met het niet achterom kijken in mijn achterhoofd zou ik mij bijna gaan verontschuldigen. Maar ik heb geen spijt van verbindingen, noch van losse eindjes. We lopen hoe dan ook doorheen hetzelfde weefsel. Als haakse schakeringen die elkaar bekrachtigen.
Dat mijn hart puur is. Dat mijn intentie liefde is. Dat ik mezelf, mijn woorden en daden, nog steeds met een te grove borstel, analyseer en overloop vanuit verschillende perspectieven. Dat ik ervan uitging dat dit geweten was, als een ingelijste spreuk aan de muur van het huis dat onze band ooit was. En dat ik zodus dacht mij beschut te kunnen ontplooien, hortend en stotend, maar wel vrij van oordeel en afwijzing. Zo klinkt mijn gedempt weerwoord vanachter de deur. Met deze mantra vaar ik over.
https://www.karoliendeman.com/blog/2023/1/31/mijn-ontwaken