Ik kwam Pietje De Dood tegen. Of beter: hij kwam mij tegen. Buiten, naast de B-Blok van de Bosuil. Wat was hij blij me te zien. Ik werd er ook wel wat vrolijk van. Gek zou je denken, maar nee, ik werd vrolijk van het vooruitzicht tot polemiek. Polemiek over waarom ik nog niet met hem mee kon.
‘Het is uwen tijd, mijn beste,’ smeulde deze magere-om-lijf.
‘Tijd om na de match naar huis te gaan?’ besloot ik mij van de domme te houden.
‘Tijd om mee te gaan naar de andere kant.’
‘Awel ja, ik ga mee naar de andere kant van de supporters. FC Mortsel heeft weer eens verloren en daarom moet ik toch eens fan worden van FC Gooreind.’
Pietje werd wit, als dit in zijn toestand al mogelijk was.
‘Geen voetbalfan?’ vroeg ik voorzichtig.
‘Nee, ik ben fan van de dood,’ klonk het gretig uit de tandloze mond van mijn magere vriend.
‘Doodgaan omdat FC Mortsel heeft verloren, gaat me toch wat te ver. Kom mee maatje, we gaan naar de kantine en drinken een Duvelke.’