God als zenit verbonden met het ijzeren handvat van mijn eigen tijd mijn eigen kleine wereld onder mij geheim getokkel tik tokkel ik sprokkel
nachtparels ze sijpelen via baleinen in gordijnen langs mijn eeuwige donkere vriend mijn passen in vertrouwde plassen
stapvoets door vloeibaar godenverdriet zwart water blinkt neon klimt sterren onder mij van zenit tot nadir
alsof ieders verdriet verdroten op straat wordt gegoten door Hem als tastbaar bewijs voor het leed dat geleden gisterenavond of erg lang geleden
Hemelse hagel haalt gezichten uit plassen maakt voorgehouden spiegels weer troebel
Wil jij de nacht samen beleven onder mijn dom regen rondom?