Neem me mee prijkte op de leren sofa – wij zouden zeggen zetel – waar ik door mijn badkamerraam op uitkeek. Twee weken al had niemand de moeite gedaan hem mee te nemen. In een regenachtige periode had dat voor problemen gezorgd, maar in deze hittegolf die maar niet wou eindigen leek niemand er aanstoot aan te nemen. Voorbijgangers vonden een rustpunt in het midden van mijn eindeloze straat. Op elk moment dat ik in de badkamer passeerde, viel mijn blik op iemand anders, zeker op die uren van de dag dat de schaduw juist stond. Een oude man met een stok, een moeder met hoofddoek, overvolle winkeltas en twee kinderen, een rugzaktoeriste met haar gezicht naar de zon.
Ik sliep slechter naarmate de nachten heter werden. Zelfs naakt, zonder laken, als een zeester over de matras uitgespreid voelde ik me alsof ik uren in een tube lijm had liggen woelen. ’s Avonds kon ik de slaap niet vatten en zag ik elk uur op de wekker voorbijkomen, dus ging ik later slapen om toch maar moe genoeg te zijn, om twee uur, om drie uur, waardoor ik telkens rond het middaguur wakker werd, wanneer de zon al op mijn slaapkamerraam brandde. De rest van de dag bracht ik met een suf hoofd door in mijn aardedonkere huis.
Het moet na drie uur ’s nachts geweest toen ik mijn tanden stond te poetsen in de badkamer en merkte dat iemand in de zetel me kon zien in al mijn naaktheid. Snel dook ik onder de vensterbank, maar meteen stond ik weer op. Er lag niemand in de zetel, de straat was volkomen stil. Zonder problemen kon ik hier staan, niks op mijn lichaam behalve de zweetdruppels die van me afliepen, het maanlicht op mijn naakte huid.
Ik trok snel een T-shirt en een short aan en stak op blote voeten de straat over. Misschien was de zetel een valstrik, de mond van een monster dat opvrat wie erin lag. Toch liet ik me neerzakken op de bruinleren, schilferige lippen, mijn voeten op de armleuning, en staarde naar de sterrenhemel.
Toen ik wakker werd, voelde de lucht heerlijk koel aan. De kapper had zijn rolluik nog niet opgetrokken. De ene buurvrouw stond stiekem haar auto te wassen, de andere liet een vrouw buiten met een snelle afscheidskus. Een zwaluw vloog voorbij. Er viel nog geen wagen te bekennen op straat.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.