Ik zie ze meteen als ik mijn fiets parkeer aan het station. Twee jongemannen met elk een rugzak op hun rug. Een van hen draagt een grote plastic tas in zijn rechterhand. Daarin zit een vierkante doos. Het lijkt wel een vlaaidoos. Dat weet ik omdat we vroeger op zondag altijd een buurvrouw van de bakker naar huis zagen fietsen. De vorm van die plastic tas zag er hetzelfde uit. 'Mevrouw Vlaai' hadden we haar gedoopt. We begrepen niet hoe ze die taart in balans kon houden op de fiets.
Het is pokkedruk in de trein. De twee jongemannen hebben geen zitplaats. Een man heeft zijn boekentas op de zit naast hem geplaatst. Een van de jongemannen wijst naar de tas en vraagt met een licht Engels accent of hij de boekentas bij zich wil houden. De zittende man maakt geen bezwaar. 'Dank oe', zegt de jongeman. De andere heeft nog geen zitplaats.
Ze doen me denken aan zendelingen van een geloofsgemeenschap uit Amerika, die hier hun blijde boodschap komen verkondigen.
De plastic tas met de taart staat op zijn schoot. Nu ben ik toch benieuwd wat erin zit. Alsof hij mijn gedachten raadt neemt hij de doos uit de tas. Het is inderdaad een taartdoos. Hij doet een hoekje van de doos omhoog en ik zie meteen welke taart erin zit. "Nopjestaart", zeg ik nogal luid. Ze kijken me allebei glimlachend aan. “Hoe zegt oe?", vraagt de rechtstaande jongeman. "Het is nopjestaart", zeg ik. "Die dingetjes erbovenop zijn noppen." "Ah, noepen", lacht hij.
Aan de eerste halte stappen ze uit. "Noepjestaart," lacht de jongeman naar mij. "Helemaal juist,” zeg ik. Ik zie ze door het raam met de nodige elegantie verder stappen, de taart mooi recht houdend. Ze zijn helemaal in hun nopjes. Mevrouw Vlaai zou trots zijn geweest.