"We kunnen ons anders daar even tegen de kerk zetten" hoor ik een jongen zeggen tegen zijn vriend wanneer ik door de Belfortstraat fiets. Ze komen uit een nachtwinkel die blijkbaar ook bij valavond open is en dragen beide een krat wijn.
Normaal zit het hier vol met duo's als die twee, en ik bedenk me dat het pleintje waar ik net overheen reed waarschijnlijk voor het eerst in decennia niet stinkt zo midden in de week eind juli. Dat vind ik triest, eigenlijk, maar ook wel mooi zo, gezien de omstandigheden.
Die omstandigheden, daar ga ik niet over schrijven. Bleekwater biedt geen genezing, inkt - zo bleek de voorbije maanden - evenmin.
Ongeduld dan.
Ik ben een ongeduldig persoon. 'Alles komt goed' vind ik een vreselijke mededeling.
Ofwel is het goed, ofwel moet er iets veranderen.
'We zullen wel zien' antwoord ik dan. En ik denk: we zullen niks zien, we regelen dat hier gewoon even.
Maar ik schreef een doctoraat de voorbije jaren, dus ik heb het eigenlijk wel wat getraind, dat geduld. Heel erg goed zelfs. Ik zei 'We zien wel' terwijl ik dacht 'Fuck dit, ik heb geen been om op te staan en geen enkel beetje fut meer om verder te zoeken'. Ik knikte begrijpend bij 'Alles komt goed' en hoorde in mijn achterhoofd niks dan een cynische 'HA.HA.HA'.
Ik werd een heel erg geduldig persoon.
En dat was goed blijkbaar, want ik kreeg het diploma, ik heb het papiertje in mijn bureaulade liggen. Ik ontving de instemmende knikjes en de speech.
Dat ik onderweg niet enkel mijn ongeduld verloor, maar ook mijn nieuwsgierigheid, mijn interesse, mijn geloof in heel de academische wereld en mijn plezier in het sociale leven dat me ooit zo lief was, staat niet op mijn diploma, noch in het ellenlange supplement.
Maar goed misschien, want ik zou het zo weer inruilen.
En wat dan nu?
We kunnen ons anders daar even tegen de kerk zetten.