Wat ik hebben wil bevindt zich op de bovenste plank. Helaas ben ik niet groot genoeg. Ik leer lopen op stelten en sla stereotiepe basketspelers tot moes uit pure jaloezie. Een zonde want de plank ligt nog te hoog.
Ik neem een ladder maar deze valt om, wat me enkel kneuzingen en blauwe plekken bezorgt. Ik bouw een stelling maar deze zakt in, wat me enkel nog meer kneuzingen en blauwe plekken bezorgt. Ondertussen zit hetgeen ik wil nietsvermoedend op de bovenste plank, onbereikbaar voor eentje van gemiddelde lengte maar zonder vleugels.
Ik slik groeihormonen en beplak mijn muren met posters over reuzen en cyclopen en giraffen en wolkenkrabbers en alles wat groot en almachtig is. Ik benijd hen die de lichaamslengte bezitten om de bovenste plank te bereiken en te kunnen pakken wat ik hebben wil, daar vanboven op die plank.
Ik draag stiletto’s maar breek mijn enkels. Ik probeer te springen maar helaas ben ik geen kangoeroe. Ik vecht wel als een kangoeroe maar daarmee geraak ik de hoogte niet in. Wat ik hebben wil maar niet roepen kan blijft zitten op de bovenste plank, buiten mijn bereik en zich volledig onbewust. Zou het naar beneden kunnen klimmen als het wist dat ik het zocht?
Ondertussen probeer ik te groeien en volg ik een cursus polsstokspringen. Misschien levert het iets op en blauwe plekken heb ik toch al.
Alles voor hetgeen op de bovenste plank.
