Het was de dag dat ik thuiskwam uit school.
De lunch was niets meer geweest dan een observeren van klasgenoten. Ze lachten, keken naar mij. Ik lachte terug.
Ik zei, ‘Hé pa.’
Hij draaide naar me toe. Sleutels in de hand.
‘Waar ga je heen?’
Pa zuchtte en stapte op mij toe. Legde een hand op mijn schouder. Hij zei, ‘Julian, ik ga.’
Ik zei, ‘Wanneer kom je terug?’
Pa kroelde door mijn haar. ‘Vanaf nu ben jij de man in huis, vent.’