Over spel. (Inzending Het Rode Oor - deBuren).

9 mrt. 2020 · 11 keer gelezen · 1 keer geliket

Ik hoor mezelf kreunen : “I’ll take care of you”. Ik hoor mezelf fluisteren : “Let’s fuck, kiss me.” Gehuld in fuckgear kijk ik naar het schouwspel van mezelf. Ik ontdek oneindige ruimtes waar ik nooit ben durven gaan. De tijd duurt en duurt en duurt… ik ben voelbaar. Ik ben vloeibaar zoals dat drankje dat ik genomen heb. Ik ben vatbaar voor pure fictie, porno en genot. Ik proef wat verboden is, een verlangen dat niet te blussen is.

Ik ken geen schaamte. Dit is ook mijn verdriet. Ik berijd en ik word bereden. Getemd en verworpen. Geofferd en verrezen. 

Mijn handen tellen honderd vingertoppen. Mijn lijf miljoenen handen. Zijn we echt maar met twee? Ik ben volmaakt gelukkig. Ik besta niet meer. Ik ben begeerte en lust. Ik ben porno. Ik ben het ritme van het stoten, ik ben de held van mijn film, ik ben beestig en lijfelijk.

Ik denk niet meer, denken maakt van mij een gebroken man en mensen hebben liever geen scherven. Scherven brengen geen geluk. Ik ken geen angst meer; angst doet me herleven en ik wil nog niet herleven. Nu nog niet. Later misschien. Nu ben ik sensatie, nu ben ik seks. Nu ben ik in alle geilheid. Ik ben mijn toekomst. Altijd meer, altijd beter, altijd mooier, altijd smeriger. Filthy. Dirty. Kinky.

Onze monden zijn als hellemonden. We seksen niet, we connecteren. Hard. Diep. Ruig en ruw. Het is veel meer dan seks. Het is pornosex. Het is chemseks. Het is liefde voor een ander dan jij, het is intens en het is even mooi als jij en ik. Het is kameraadschap.

Deze keer was het ook niet anders. Iemand tegenkomen. Praten. Aanraken. Vrijen. Eerst met de ogen, dan met de handen. Neuken. Klaarkomen. Sigaret roken. Opnieuw praten. Het lichaam voortdurend op repeat zetten. Het scenario herschrijft zich keer op keer voor meer en meer. We’ve done it all before and now we’re back to get some more. Ook in “Voulez-vous” doet ABBA aan seks.

Zijn gezicht ligt tegen mijn schouder gedrukt. Ik ruik de mannelijkheid die zijn poriën uitademen. In de kamer hangt een zware geur van geilheid, hoerigheid, leer en seks. De regen tegen de afgedekte ramen geven me veiligheid. Naast mij ligt een man die ik niet ken maar die ik misschien wel wil leren kennen. Ik wentel me in de stilte van zijn stoerheid en als een krolse kater kreunt hij zich tegen me aan. Ik voel de warmte van zijn zilte spieren. Zijn lichaam is niet perfect maar hij lijkt het te onderhouden, al merk ik wel een buikje. Ik bijt met mijn lippen in zijn harde tepels. Hij kreunt. Hij windt me op. Mijn nieuwe vriend heeft de brutale ruwheid van een alfaman, hij kust zoals een geliefde, sekst zoals in porno en streelt als een minnaar. Maar de realiteit is anders. Ik moet weg.

Ik sta op. We zeggen niets. Alleen de stilte hoor je fluisteren. Het fantasme is beleefd. Ik voel zijn warme handen over mijn rug. “Ik moet weg” zijn de enige gesproken woorden. Ik vraag niet of hij van me houdt, of hij van me wil houden. Mijn verlangen naar hem raast door mijn lijf. Ik blijf dorstig en hongerig voor zijn wellust en zijn geilheid. Het blijft mijn geheim.

Ik ken de gevaren van overspel, ik heb erover gelezen in Franse boeken en gehoord in Franse chansons. Mijn woorden van begeren durf ik niet uitspreken want eens ze zijn uitgesproken, verliezen ze al hun schoonheid en hun kracht en leven ze verder in verwarring en onbeholpenheid.

Thuisgekomen voel ik mijn tepels nog gloeien maar het is een aangenaam gevoel van pijn. De geur van je parfum hangt als een spook in de kamer. Op een verfrommeld papiertje op tafel staat een onverschillig “Je t’aime, à demain” gekrabbeld, in een handschrift dat haast heeft om het huis te verlaten.

Hier zal ik schrijven tot de laatste woorden verkrampt maar met kracht uit mijn lijf stromen, tot mijn rechterhand vergeeld en verlamd zal zijn, tot alle schriftjes van de wereld gevuld zullen zijn, tot mijn vermoeide ogen blind zullen staren, tot mijn driften getemperd en uitgeblust zullen zijn, tot ik vergeet te eten en te drinken, tot wanneer mijn schrijven mij in euforie zal houden en niet de drank of de drugs. Tot ik al onze minnaars zal overtroffen hebben in hun vergankelijke schoonheid, door mijn driften, door mijn handschrift en uiteindelijk door mijn rust. Tot ik alle minnaars met mijn woorden zal gedood hebben. Tot ik doorheen mijn gebroken venster je glimlach weer zal zien en jouw warmte alle kilte van de wereld zal blussen.

Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hic anda thu uuat unbidan uue nu? Alle vogels hebben nesten begonnen behalve jij en ik, waar wachten we op?

 

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

9 mrt. 2020 · 11 keer gelezen · 1 keer geliket