De bar van het woonzorgcentrum is weer open. Ik maak een afspraak om mijn vader te zien. “Niet in de kamer, maximum 1 uur, in de bar, het liefst buiten.” Ik respecteer het huis.
Zoals de zon over onze oude huiden wreef, zo gewoon gelukkig zaten vader en zoon weer samen. We lachten en we praatten enkele biertjes weg. We wuifden naar de vrijwilligers. We bedankten het personeel. Zijn nieuwe vriendin Helena zat aan het tafeltje naast ons. Het deed iedereen deugd onze “oudjes” terug te mogen zien.
“Erwin,” vroeg hij mij. “Kijk jij naar ‘Kinderen van de kolonie’ op Canvas?” Ik zei neen. Omdat er veel te luide stemmen zijn die mij dingen verwijten die ik niet ben, nooit ben geweest en nooit zal zijn. Ik ben niet geprivilegieerd. Ik ben niet wit. Ik weet wat discriminatie is en ik weet wat racisme is. En ik ken onze geschiedenis. Activisten moeten zich niet zo dwangmatig en neurotisch opstellen en hun veel te complexe woorden moeten van mijn lijf blijven.
In serieuzere zaken is mijn vader een man van weinig woorden. Niet omdat hij verbitterd of getekend zou zijn door de strengheid van zijn generatie en de armoede van het Vlaamse platteland tijdens WO II. Zijn blik dwaalde af naar Congo. “Wat ik daar allemaal gezien heb... Wat ik daar allemaal heb moeten doen...”. Hij herbeleefde Congo, ik zag het in zijn lichaam kruipen. Meer dan het gekrijs van jonge activisten die racisme mengen met gender politics en kolonisatie met identiteitspolitiek, op TikTok en in de krant, lag in die enkele woorden van mijn vader het leed van zwarte mensen dat ook zijn leed is geworden. Meer dan jonge activisten was het voor mijn vader helemaal niet vermoeiend om het “weer eens te moeten uitleggen”. Hij sprak, hij vertelde het verhaal. Met emotie. “Die mensen uit Congo verdienen niet wat wij daar gedaan hebben.”
Mijn vader is geen geprivilegieerde blanke man. Hij is dat nooit geweest en zal dat ook nooit zijn. Ik volg hem daarin. Mijn vader was in “de Congo” en zijn verhaal is ook mijn verhaal en het verhaal van alle Belgen. Nieuwe Belgen en minder nieuwe Belgen. Ik luister niet meer naar het geroep en het getier. Het is te vermoeiend. Het zegt niets. De toon van mijn vader daarentegen is rustgevend. Zijn herinnering leerrijk en van zo groot Belgisch en Congolees belang dat de verhalen van onze vaders ook gehoord worden. Ook door een blanke man die er was. Ik luister morgen verder, dan is het zijn verjaardag, en ik zal (uitgesteld) kijken maar alleen omdat mijn vader erover verteld heeft.
De verhalen in de woonzorgcentra zijn voor mij de verhalen die tellen. Omdat ze echt zijn, omdat ze niet verwijten, omdat ze niet betuttelen, omdat ze niet arrogant zijn, omdat ze me niet willen opvoeden. Omdat vele verjaardagen later mijn vader er niet meer zal zijn maar Congo door hem en door mij Congo de plaats zal krijgen die het verdient. Gelukkige verjaardag, papa!